ECLI:NL:PHR:2020:1239
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het cassatieberoep wegens termijnoverschrijding
In deze zaak is de verdachte, geboren in 1996, door het gerechtshof Den Haag op 22 mei 2019 veroordeeld tot jeugddetentie voor een periode van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De veroordeling betreft meerdere misdrijven, waaronder deelname aan een organisatie met criminele doeleinden en diefstal in woningen. De verdachte heeft daarnaast een schadevergoedingsmaatregel opgelegd gekregen aan de benadeelde partijen.
De aanzegging van de mogelijkheid tot cassatie is op 8 mei 2020 betekend, maar de schriftuur met middelen van cassatie is pas op 17 juli 2020 bij de Hoge Raad ingekomen. Dit is in strijd met de wettelijke termijn van twee maanden, zoals voorgeschreven in artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor is de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het cassatieberoep.
De conclusie van de procureur-generaal, D.J.M.W. Paridaens, is dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het beroep, omdat de termijnoverschrijding niet in acht is genomen. De zaak heeft samenhang met andere zaken, genummerd 19/02582, 19/02584, 19/02643 en 19/02645, waar ook conclusies over zijn getrokken.