Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
eerste middelklaagt dat “in het proces-verbaal van 's hofs terechtzittingen van 16 februari 2018, 19 februari 2018 en 20 februari 2018 naast dat aantekening is geschied van de in acht genomen vormen en al hetgeen met betrekking tot de zaak van verzoekster op de terechtzitting is voorgevallen, ook aantekening is geschied van de in acht genomen vormen en al hetgeen in de zaken van zes medeverdachten, die gelijktijdig doch niet gevoegd met de zaak van verzoekster door het gerechtshof werden behandeld”, zodat, nu “de wet de mogelijkheid van een dergelijk (verzamel) proces-verbaal niet kent, het proces-verbaal van de hiervoor genoemde zittingen en het arrest dat mede aan de hand daarvan is gewezen aan nietigheid [lijden]”.
tweede middelklaagt dat het hof bij de beraadslaging heeft acht geslagen op geschriften – te weten schriftelijke verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] – “zonder dat deze stukken deel uit maken van het dossier in de zaak tegen verzoekster en zonder dat inhoud van deze stukken ter zitting zijn voorgelezen, dan wel de korte inhoud ervan is medegedeeld”.
Ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4” mede ten aanzien van feit 4 hebben te gelden. Ook als de schriftelijke verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] worden weggedacht, kan naar mijn inzicht uit die bewijsmiddelen in samenhang met de overige in Bewijsmiddelenbijlage 3 opgenomen bewijsmiddelen zonder meer het bewijs voor feit 4 (zoals door het hof bewezenverklaard) volgen. [12]