Conclusie
middelbehelst – naar de kern bezien – de klacht dat het hof ten onrechte, althans onbegrijpelijk of ontoereikend gemotiveerd, is voorbijgegaan aan het verweer dat de verdachte het bewezenverklaarde feit beging ten gevolge van een ‘black-out’.
verklaring van de verdachte.De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2017 verklaard – zakelijk weergegeven – :
proces-verbaal verkeersongevallenanalysed.d. 12 augustus 2015 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. 2015 223130-18. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven – (blz. 77 t/m 87):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
ConclusiesHet ongeval is, door uitsluiting van overige infrastructurele en technische oorzaken, vermoedelijk ontstaan door rijgedrag van de bestuurder van de Chevrolet. Aan de hand van de aangetroffen sporen is de Chevrolet eerst tegen de linkervoorzijde van de Ford gebotst en vervolgens tegen de Suzuki. Gezien de wijze van botsen tussen de Chevrolet en de Ford was (het hof begrijpt: heeft) de bestuurder van de Chevrolet langzaam naar links gestuurd.
verhoor getuiged.d. 17 juni 2015 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2015223130-23. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 44 en 45):
als de op 17 juni 2015 afgelegde
verklaring van [betrokkene 1]:
verhoor getuiged.d. 17 juni 2015 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2015223130-24. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 54):
als de op 17 juni 2015 afgelegde verklaring van
[betrokkene 2]:
Ik reed over de N59 in de richting van Sommelsdijk. Ik zag twee auto's voor mij dat een rode auto naar links zwenkte en vervolgens frontaal botste met een tegenligger.
Nadere bewijsoverweging
“FeitenIk heb geen kwade bedoelingen gehad. Ik kan mij herinneren dat ik op 17 juni 2015 met mijn auto, een Chevrolet Kalos met het kenteken [kenteken 1], over de N59 in de richting van Middelharnis reed. Ik reed een stukje achter een bus, daarom zal ik ongeveer 80 km per uur hebben gereden. De maximumsnelheid op dat stuk van de N59 is 100 km per uur. Ik kwam uit mijn werk in Rotterdam en was onderweg naar huis in Dirksland. Van het ongeluk herinner ik mij niks meer. Het eerste wat ik mij weer herinner is dat ik glassplinters zag in mijn auto die tot stilstand was gekomen. Er kwamen toen omstanders naar mij toe en die zeiden dat ik schijnbaar was afgeweken naar links, naar de tegemoetkomende rijbaan. Ik ben dus kennelijk frontaal op een tegemoetkomende auto gebotst, maar verder herinner ik mij niets.
“Artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 beschermt het belang van de verkeersveiligheid. Uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid dat de wetgever met deze bepaling slechts evidente vormen van gevaar of hinder beoogde aan te pakken. Het gevaar als bedoeld in art. 5 Wegenverkeerswet heeft betrekking op de veiligheid op de weg en dit gevaar is gelegen in een reële kans op een ongeval. Het enkel maken van een verkeersfout, zoals een snelheidsovertreding, is in dit verband niet voldoende.”14. Uit de zojuist geciteerde overweging volgt dat het moet gaan om evidente vormen van gevaar of hinder waarbij het gevaar moet zijn gelegen in een reële kans op een ongeval en dat het enkel maken van een verkeersfout onvoldoende is.
16. Cliënte was juist goed bij kennis, hetgeen volgt uit hetgeen verbalisant [verbalisant] in de verklaring heeft opgenomen. Daaruit volgt namelijk dat direct vóór het ongeval cliënte wist hoe hard zij reed en wat de afstand was tot aan haar voorligger. Dat weerlegt genoegzaam dat cliënte niet te vermoeid was om de personenauto te besturen.
gevolgis geweest van de (in dit geval: frontale) botsing met een tegemoetkomende auto.