ECLI:NL:PHR:2019:8

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
8 januari 2019
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
18/01077
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen veroordeling voor terroristische aanslag op moskee Enschede

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door de verdachte, die eerder door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is veroordeeld voor verschillende misdrijven met een terroristisch oogmerk. De veroordeling betreft onder andere het medeplegen van samenspanning tot opzettelijk brandstichten en het voorbereiden van een ontploffing, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten is. De verdachte is door het hof veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en onder bijzondere voorwaarden.

De aanzegging van de veroordeling is op 16 mei 2018 aan de verdachte uitgereikt, terwijl hij gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Almelo. De termijn voor het indienen van middelen van cassatie liep af op 16 juli 2018, maar er is geen schriftuur ingediend binnen deze termijn. Hierdoor kan de verdachte niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen, zoals bepaald in artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

De conclusie van de plv. AG, mr. D.J.M.W. Paridaens, is dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep. Dit betekent dat de eerdere veroordeling van het gerechtshof in stand blijft, omdat de verdachte niet tijdig heeft gereageerd op de aanzegging van zijn veroordeling.

Conclusie

Nr. 18/01077
Zitting: 8 januari 2019 (bij vervroeging)
Mr. D.J.M.W. Paridaens
Conclusie inzake:
[verdachte]
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 27 februari 2018 de verdachte veroordeeld ter zake de voortgezette handeling van respectievelijk ‘medeplegen van samenspanning tot opzettelijk brandstichten en/of een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, te begaan met een terroristisch oogmerk’ en ‘medeplegen van, met het oogmerk om voor te bereiden dat opzettelijk brand wordt gesticht en/of een ontploffing teweeg wordt gebracht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij zijn bestemd tot het plegen van het misdrijf en plannen voor de uitvoering van het misdrijf in gereedheid brengen, te begaan met een terroristisch oogmerk’ en de eendaadse samenloop van ‘medeplegen van een poging tot opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl het misdrijf is begaan met een terroristisch oogmerk’ en ‘medeplegen van opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl het misdrijf is begaan met een terroristisch oogmerk’ en voorts ter zake van ‘handelen in strijd met art. 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr, een proeftijd van drie jaren en onder de (bijzondere) voorwaarden als in het arrest omschreven.
Er bestaat samenhang met de zaken 18/01090 en 18/01128. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Namens de verdachte heeft mr. J. Klomp, advocaat te Enschede, beroep in cassatie voorgesteld.
De aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv is blijkens de akte van uitreiking op 16 mei 2018 in persoon uitgereikt aan de verdachte. De verdachte zat op dat moment gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “Almelo”. De in het tweede lid van art. 437 Sv gestelde termijn van twee maanden liep af op 16 juli 2018. Gedurende deze termijn is geen schriftuur houdende middelen van cassatie binnengekomen.
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge art. 437, tweede lid, Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG