In eerste aanleg is door forensisch arts W.A. Karst, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI), medisch-forensisch onderzoek verricht.
De resultaten van zijn onderzoek zijn neergelegd in het NFI-rapport d.d. 12 maart 2014, genaamd “Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van een vermoeden van lichamelijke mishandeling van een minderjarige”.
Op pagina 7 van het rapport is vermeld dat [slachtoffer] op 14 december 2012 werd opgenomen op de Intensive Care van het UMC St. Radboud in Nijmegen met een zeer verlaagd bewustzijn en een vermoeden op levensgevaarlijke drukverhoging in de hersenen. Door een oogarts werden op 14 december 2012 uitgebreide netvliesbloedingen geconstateerd. Op een MRI-scan van 15 december 2012 werden aanwijzingen voor ernstig hersenletsel door doorgemaakt zuurstofgebrek geconstateerd.
Op pagina 10 van het rapport schrijft de deskundige Karst: “[slachtoffer] werd op 14 december 2012 plots hulpbehoevend, met onder meer een diepe bewustzijnsstoornis en ademhalingsproblemen. In het ziekenhuis bleek sprake van hersenletsel, later waren er aanwijzingen voor hersenschade met weefselversterf”. Op de pagina’s 17 en 18 van zijn rapport vermeldt de deskundige: “Bij [slachtoffer] zijn onder meer ernstig hersenletsel, bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies, uitgebreide netvliesbloedingen en diverse huidletsels geconstateerd. De bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies en de netvliesbloedingen vormen een aanwijzing voor het ontstaansmechanisme van het hersenletsel. Deze combinatie van bevindingen is passend bij toegebracht schedelhersenletsel door heftig schudden (acceleratie-deceleratietrauma), door forse impact, of door de combinatie van beide. Er zijn geen medische aandoeningen geconstateerd die de combinatie van bevindingen kunnen verklaren. De geconstateerde letsels zijn niet ontstaan door eigen toedoen of gedragingen van [slachtoffer], bij normaal uitgevoerde verzorgingshandelingen (inclusief het eventueel hardhandig aantrekken van een jas voorafgaande aan de gang naar de huisarts op 14 december 2012), of bij de bevalling”.
Op pagina 19 schrijft de deskundige dat, op basis van onderzoek, wordt aangenomen dat een aanmerkelijke kracht (door een puber/volwassene), frequentie (circa 2-5 bewegingen per seconde) en duur (vanaf circa 5 seconden) vereist is in geval schudden (zonder impact) de oorzaak is van ernstig hersenletsel. Het toebrengen van hersenletsel bij kleine kinderen door middel van schudden en/of impact is dusdanig heftig dat getuigen de handeling als direct gevaarlijk zouden kwalificeren.
Op de pagina’s 20 en 21 concludeert de deskundige dat de combinatie van het hersenletsel, bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies en de netvliesbloedingen zeer veel waarschijnlijker zijn bij een niet-accidentele toedracht dan bij een accidentele toedracht of medische aandoening. Uitgaande van een normaal functioneren van [slachtoffer] op 14 december 2012 in de ochtend, is het hersenletsel op de dag van de opname op 14 december 2012 ontstaan. Een veroorzakend incident zal gezien de noodzakelijke heftigheid waarschijnlijk tegelijkertijd tot de netvliesbloedingen en de bloeduitstorting onder het harde hersenvlies hebben geleid. Op basis van studies naar de tijdsduur tussen een traumatisch incident en het ontstaan van klinische verschijnselen bij toegebracht ernstig hersenletsel, kan worden geconcludeerd dat het traumatische incident juist voor - ordergrootte: seconden - het ontstaan van de klinische verschijnselen, zoals bijvoorbeeld een onmiddellijke daling van het bewustzijnsniveau, onregelmatige ademhaling, moeilijkheden bij het ademen of ademstilstand en frequente insulten, moet hebben plaatsgevonden, aldus de deskundige Karst.