Conclusie
eerste middelklaagt over ’s hofs oordeel dat de verklaringen van de verdachte voor het bewijs kunnen worden gebruikt, meer in het bijzonder over ’s hofs verwerping van het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de door de verdachte afgelegde verklaringen.
NJ2009/349, uit deze rechtspraak af dat een verdachte die door de politie is aangehouden, aan art. 6 EVRM een aanspraak op rechtsbijstand kan ontlenen die inhoudt dat hem de gelegenheid wordt geboden om voorafgaand aan het verhoor door de politie aangaande zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit een advocaat te raadplegen. Op grond van art. 6 EVRM heeft de verdachte daarbij recht op
effectieverechtsbijstand. Het enkele feit dat een advocaat de verdachte voorafgaand aan het verhoor heeft bezocht, is op zichzelf nog geen garantie dat de verdachte deze effectieve rechtsbijstand heeft gekregen. Zo overwoog het EHRM op 12 januari 2012 in de zaak Iglin tegen Oekraïne [6] :
, § 35 in fine, 26 April 2007).”
‘voor aanvang van het verhoor aan verdachte rechtsbijstand is verleend door een raadsman die is toegelaten tot piketregeling in strafzaken en in dat kader door verdachte is geconsulteerd’. Voordat een raadsman tot de piketregeling wordt toegelaten, dient hij aan een aantal deskundigheidscriteria te voldoen, vanwaar het hof er van uitgaat dat aan de verdachte overeenkomstig art. 6 EVRM adequaat rechtsbijstand is verleend. Het hof heeft geoordeeld dat Salduz het hof niet noopt tot een inhoudelijke beoordeling van de verleende rechtsbijstand, nog daargelaten het feit dat het hof zich ook overigens niet kan mengen in het inhoudelijke contact tussen verdachte en een door hem geconsulteerde rechtsgeleerde raadsman. Voor zover hieruit zou moeten worden afgeleid dat het hof heeft aangenomen dat het – onafhankelijk van de omstandigheden van het geval - nooit noodzakelijk is tot een beoordeling van de effectiviteit van het optreden van een piketadvocaat over te gaan, klaagt het middel daarover terecht. Uit hetgeen ik onder randnummer 11 heb vooropgesteld, volgt immers dat het optreden van een piketadvocaat niet automatisch meebrengt dat van een schending van het recht op rechtsbijstand geen sprake is. De rechter heeft hier een rechtsbeschermende taak indien de verleende rechtsbijstand evident beneden de maat is (‘manifest failure’) of indien op een andere manier de ineffectiviteit van de rechtsbijstand voldoende naar voren is gebracht. [8] Echter, in het oordeel van het hof ligt besloten dat het, gelet op hetgeen de verdediging daaromtrent heeft aangevoerd, niet tot een inhoudelijke beoordeling van het optreden van de piketadvocaat was gehouden. Over de inhoud van hetgeen deze advocaat precies zou hebben gedaan waardoor hij er voor de verdachte ‘serieus een puinhoop’ van heeft gemaakt, is niets naar voren gebracht. Nu door de verdediging niet meer is aangevoerd dan dat de verdachte na afloop van het contact met de piketadvocaat van oordeel was dat betreffende advocaat een “kluns” was “die er voor hem serieus een puinhoop van [heeft] gemaakt” en dat de betreffende advocaat hooguit 4 of 5 minuten op bezoek is geweest, kon het hof oordelen dat de ineffectiviteit van de rechtsbijstand onvoldoende naar voren was gebracht, dat het hof niet genoopt was tot een inhoudelijke beoordeling van die bijstand en dat het hof ervan mocht uitgaan dat aan de verdachte overeenkomstig art. 6 EVRM adequaat rechtsbijstand is verleend.
‘kan mengen in het inhoudelijk contact tussen verdachte en een door hem geconsulteerde rechtsgeleerde raadsman’, kan het niet slagen. Deze opvatting vindt, mede in aanmerking genomen hetgeen ik onder randnummer 11 heb vooropgesteld, geen steun in het recht.
tweede middel [9] klaagt over de motivering van ’s hofs afwijzende beslissingen inzake de namens de verdediging gedane verzoeken tot het horen van de getuige [betrokkene] en het laten instellen van onderzoek naar de logbestanden van de politie.