“Aangever [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij op 25 februari 2013 omstreeks 21.00 uur op het station te Meerssen was met [betrokkene 2] , een vriend [betrokkene 1] . [betrokkene 1] werd door een hem onbekende man omarmd en met een mes bedreigd. [betrokkene 2] rende weg en ook [betrokkene 1] wist zich uit de omarming los te trekken en rende weg naar zijn huis. Toen [betrokkene 1] 10 of 15 minuten thuis was, ging de bel en stonden er vier personen voor de deur. Dit waren [betrokkene 2] , een voor [betrokkene 1] onbekende jongen, de man die [betrokkene 1] even daarvoor had bedreigd en [verdachte] , die een knuppel in zijn handen hield en daarmee dreigde te gaan slaan. Er werd geroepen en geschreeuwd dat [betrokkene 1] morgen de spullen moest terugbrengen en “anders maakten ze [betrokkene 1] kapot”. [betrokkene 2] zei tegen [betrokkene 1] dat hij de woning van [betrokkene 1] had moeten aanwijzen.
[betrokkene 2] heeft verklaard dat hij op 25 februari 2015 op het station te Meerssen had afgesproken met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . Omstreeks 21.15 uur kwam een hem, [betrokkene 2] , onbekende man naar hen toe. [betrokkene 2] zag dat de man een mes vast had, waarna zij waren weggerend. [betrokkene 2] en [betrokkene 2] zagen dat zij [betrokkene 1] waren kwijtgeraakt en gingen terug in de richting van het station. Onderweg naar het station zag [betrokkene 2] de man die zij eerder op het station hadden gezien, welke man nu ook een mes vast had en nu met twee andere personen was. Eén van die personen was [verdachte] ; de getuige wist niet hoe de voornaam van [verdachte] precies geschreven moest worden. [verdachte] had een pet op zijn hoofd en had een houten knuppel, een soort honkbalknuppel, in zijn handen. Later hoorde [betrokkene 2] van [betrokkene 2] dat [betrokkene 2] door de drie mannen was gedwongen de woning van [betrokkene 1] aan te wijzen, waarna [betrokkene 1] voor of in de deur van die woning was bedreigd.
[betrokkene 2] heeft bevestigd dat [betrokkene 1] op het station te Meerssen met een mes is bedreigd door een man. Hij heeft bovendien verklaard dat hij daarna met [betrokkene 2] was. Hij zag de jongen die [betrokkene 1] eerder had bedreigd met het mes samen lopen met nog twee of drie jongens. Hij zag dat één van die jongens een honkbalknuppel bij zich droeg en een pet of muts droeg. Ze liepen samen naar de woning van [betrokkene 1] waarna [betrokkene 1] werd bedreigd.
Het hof stelt vast dat uit de verklaringen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 2] in onderling verband en samenhang bezien volgt dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de persoon is die door aangever en de getuigen wordt aangewezen als degene die op 25 februari 2015 een honkbalknuppel bij zich had en [betrokkene 1] daarmee heeft bedreigd.
Zowel aangever, [betrokkene 2] als [betrokkene 2] hebben verklaard over een incident op het station met een man met een mes. Aangever is na dit eerste incident naar huis gegaan. [betrokkene 2] en [betrokkene 2] zagen even later niet ver van de plaats waar het eerste incident plaatsvond opnieuw de man die even daarvóór een mes had getoond, samen met een jongen met een honkbalknuppel.
Die jongen had volgens deze getuigen een petje op en [betrokkene 2] kende die jongen als [verdachte] , waarbij hij eveneens verklaarde niet te weten hoe de voornaam van [verdachte] geschreven werd.
Aangever heeft verklaard dat hij, 10 tot 15 minuten nadat hij thuis was, werd opgezocht door drie personen. Hij herkende op dat moment de man door wie hij even daarvóór was bedreigd en ook herkende hij de verdachte als de persoon die een petje droeg en een honkbalknuppel vast had. De raadsman heeft in dit verband opgemerkt dat aangever heeft verklaard dat [verdachte] bij hem aan de deur was en niet Sacha
[verdachte]en dat daarom niet buiten redelijke twijfel staat dat hij doelt op een ander dan de persoon van de verdachte. Het hof is echter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [betrokkene 1] over een andere persoon heeft verklaard dan over de verdachte. In het licht van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen acht het hof deze enkele stelling van de raadsman daarvoor onvoldoende. Verdachte is immers vlak na het eerste incident op het station te Meerssen nabij dat station gezien door [betrokkene 2] , terwijl aangever verklaart dat hij 10 tot 15 minuten thuis was toen bij hem werd aangebeld. De ten laste gelegde bedreiging vond derhalve plaats erg kort nadat het eerste incident op het station te Meerssen het plaatsgevonden. Uit informatie van google maps volgt dat het adres van [betrokkene 1] vanaf het station Meerssen lopend is te bereiken na 14 minuten. Daar komt bij dat [betrokkene 2] heeft verklaard dat de man met de honkbalknuppel die hij kende als de verdachte een petje droeg en dat ook aangever en [betrokkene 2] hebben verklaard dat de man met de honkbalknuppel een hoofddeksel droeg. Het hof is dan ook van oordeel dat voornoemde bewijsmiddelen elkaar versterken en dat op grond van die bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, bewezen kan worden dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat uit het voorgaande voortvloeit dat het bewijs niet enkel is gestoeld op de verklaring van [betrokkene 1] , maar dat die verklaring op essentiële onderdelen bevestiging vindt in de verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 2] . Het hof verwerpt mitsdien het verweer van de raadsman voor zover dat verweer inhoudt dat het bewijs slechts is gestoeld is de verklaring van [betrokkene 1] , zodat vrijspraak dient te volgen.”