ECLI:NL:PHR:2019:164

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
8 januari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
17/02533
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van onttrekking aan het verkeer van een Volkswagen Golf met gestolen interieur en navigatie

In deze zaak gaat het om een klaagschrift van de klaagster, die de onttrekking aan het verkeer van haar Volkswagen Golf met kenteken [AA-00-AA] aanvecht. De auto was in beslag genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen haar broer, [betrokkene 1], die op 22 juli 2016 door het hof Amsterdam was veroordeeld. De klaagster, die de auto in januari 2014 had gekocht, verzocht om herroeping van de onttrekking aan het verkeer en om een geldelijke tegemoetkoming, omdat zij meende dat zij niet verwijtbaar had gehandeld en de auto rechtmatig had verkregen. Het hof had het klaagschrift op 31 maart 2017 ongegrond verklaard, met de overweging dat het ongecontroleerd bezit van de auto in strijd was met de wet of het algemeen belang, omdat het interieur en het navigatiesysteem afkomstig waren uit een gestolen voertuig.

De Procureur-Generaal concludeert dat het hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het klaagschrift ongegrond is verklaard zonder toepassing van artikel 33c.2 Sr, dat een geldelijke tegemoetkoming kan toekennen indien de eigenaar onevenredig wordt getroffen door de onttrekking. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking, maar uitsluitend wat betreft de ongemotiveerde beslissing omtrent de verzochte geldelijke tegemoetkoming, en tot terugwijzing voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift in dat opzicht. De overige onderdelen van het beroep worden verworpen.

Conclusie

Nr. 17/02533 B
Zitting: 8 januari 2019
Mr. J. Silvis
Conclusie inzake:
[klaagster]
Het gerechtshof Amsterdam heeft bij beschikking van 31 maart 2017 het klaagschrift van de klaagster ex art. 552b Sv, strekkende tot herroeping van de onttrekking aan het verkeer met een last tot teruggave aan de klaagster van een Volkswagen Golf met kenteken [AA-00-AA] , ongegrond verklaard.
Er bestaat samenhang met de zaak 17/02534 B. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klaagster en mr. R. Jonkers, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het procesverloop
Op 15 april 2014 is in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen [betrokkene 1] op de voet van art. 94 Sv onder meer een Volkswagen Golf met kenteken [AA-00-AA] in beslag genomen. Deze [betrokkene 1] is op 22 juli 2016 door het hof Amsterdam veroordeeld. Daarbij is door de strafrechter besloten tot onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen Volkswagen Golf. Op 20 oktober 2016 heeft [klaagster] , de zuster van [betrokkene 1] , als belanghebbende een klaagschrift ex art. 552b Sv ingediend en verzocht de onttrekking aan het verkeer te herroepen en de Volkswagen Golf aan haar te doen teruggeven. De raadkamer van het hof heeft het klaagschrift op 31 maart 2017 ongegrond verklaard en daarbij – kortgezegd – overwogen dat het ongecontroleerd bezit van de Volkswagen Golf in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Het middel

5. Het middel bevat de klacht dat het hof heeft nagelaten (gemotiveerd) te beslissen op het verzoek tot een geldelijke tegemoetkoming als bedoeld in art. art. 33c juncto 36b lid 2 Sr.
5.1.
Tijdens de behandeling van het klaagschrift in raadkamer is door de klaagster primair verzocht om herroeping van de onttrekking aan het verkeer met last tot teruggave aan haar van de Volkswagen Golf. Subsidiair is verzocht om een geldelijke tegemoetkoming toe te kennen als bedoeld in art. 33c juncto 36b lid 2 Sr. Volgens de steller van het middel heeft het hof het beklag weliswaar ongegrond verklaard maar verzuimd te beslissen op het verzoek tot geldelijke tegemoetkoming. Hoewel de raadkamerprocedure geen responsieplicht kent op uitdrukkelijk onderbouwde standpunten als bedoeld in art. 359 Sv, is de raadkamer op grond van art. 24 Sv wel verplicht om haar beschikkingen op een adequate wijze te motiveren. Daarmee is volgens de steller van het middel de beschikking van het hof niet naar de eis van de wet met redenen omkleed.
5.2.
Het middel richt zich dus nadrukkelijk niet tegen het oordeel van het hof dat het ongecontroleerd bezit van de inbeslaggenomen Volkswagen Golf in strijd is met de wet of het algemeen belang.
5.3.
In het klaagschrift is ten aanzien van het verzoek tot geldelijke tegemoetkoming het volgende aangevoerd: [1]
‘’Klaagster is ten aanzien van dit goed
[de Volkswagen Golf]belanghebbende omdat klaagster eigenaar van dit voornoemde goed is. Dit blijkt onder meer uit een tenaamstellingsverslag van de RDW (bijlage 2).
(…)
Tot slot wil klaagster benadrukken dat zij bij een handhaving van de onttrekking aan het verkeer onevenredig in haar belangen wordt geschaad. Klaagster heeft haar auto rechtmatig verkregen en daar destijds € 8.000 voor betaald. Klaagster heeft op geen enkele wijze verwijtbaar gehandeld, en uit niets blijkt dat klaagster wetenschap had van het bestaan van een (vermoedelijk) gestolen navigatiesysteem in haar auto.
Gezien deze feiten en omstandigheden verzoekt klaagster (…) een geldelijke tegemoetkoming - in de zin van het aankoopbedrag van de personenauto- toe te kennen.’’
5.4.
Blijkens de aan het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer gehechte pleitnotities heeft de raadsman ten aanzien van het verzoek tot geldelijke tegemoetkoming het volgende aangevoerd: [2]
‘’Allereerst stelt Klaagster zich op het standpunt dat de in beslaggenomen Golf - anders dan het Hof stelt - niet toebehoorde aan een van de verdachten. Immers blijkt duidelijk uit de tenaamstelling dat Klaagster de eigenaar van deze auto is. De Golf is enkel in de nabijheid van de woning van de verdachten aangetroffen. Het feit dat [betrokkene 1] regelmatig in haar auto heeft gereden doet hier niets aan af.
(…)
Indien uw Hof zich niet met het voorgaande kan verenigen, verzoek ik u om -ook in het geval van een ongegrondverklaring - alsnog te voorzien in een geldelijke tegemoetkoming zoals bedoeld in art. 36b Jo art. 33c Sr.
Ik meen namelijk dat Klaagster door de onttrekking aan het verkeer onevenredig in haar belangen is geschaad. Klaagster heeft haar auto te goeder trouw via Marktplaats aangeschaft, en de Golf bevond zich enkel in de nabijheid van de woning. Zij is nu al tijden bezig om haar auto terug te krijgen. Nergens blijkt uit dat klaagster op enige wijze verwijtbaar heeft gehandeld, of kennis zou moeten hebben gehad van de criminele herkomst van het interieur en navigatiesysteem in haar auto.
Let wel: de auto van klaagster is nu al 3 jaar lang van haar ontvreemd, enkel een omdat aantal onderdelen - wellicht uit een misdrijf afkomstig zijn. Dit kan in het kader van natrekking
juridischonderbouwd worden, maar dit is toch praktisch gezien volstrekt onredelijk. Indien u de onttrekking aan het verkeer handhaaft, meen ik dat een geldelijke tegemoetkoming aan klaagster niet meer dan redelijk is.’’
5.5.
Blijkens het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer hebben de raadsman en de klaagster aldaar, voor zover hier relevant, nog het volgende aangevoerd:
‘’De klaagster verklaart op de vragen van het hof, de advocaat-generaal en de advocaat als volgt:
Het is bij ons gebruikelijke dat we onze spullen uitlenen. Ten behoeve van mijn werk gebruikte ik de Volkswagen Golf met het kenteken [AA-00-AA] . Mijn broer, [betrokkene 2] , gebruikte mijn auto nadat ik klaar was met werken. (…)
Ongeveer twee maanden later heb ik via Marktplaats de eerdergenoemde Volkswagen Golf gekocht. (…)
Voor de aanschaf van de eerdergenoemde Volkswagen Golf heb ik een bedrag van €8.500,00 betaald. (…) In januari 2014 heb ik de onderhavige Volkswagen Golf gekocht. (…) Op de dag van de aanhouding reed ik inderdaad in de Volkswagen Golf met het kenteken [AA-00-AA] . (…)
Ik heb de Volkswagen Golf met het kenteken [AA-00-AA] in dezelfde staat gekocht zoals deze door de politie in beslag is genomen. Het interieur en het navigatiesysteem zaten bij aanschaf van de Volkswagen Golf al in de auto. De auto is niet door mijn broer [betrokkene 1] gerepareerd. De schade was niet zichtbaar. Ik heb aan mijn broer [betrokkene 1] niets betaald om de auto te repareren.
(…)
Voorts vraagt de advocaat zich hardop af waaruit blijkt dat de Volkswagen Golf meer toebehoorde aan [betrokkene 1] dan aan de klaagster.
De klaagster verklaart op de vragen van het hof als volgt:
Mijn broer [betrokkene 1] gebruikte mijn Volkswagen Golf met het kenteken [AA-00-AA] niet. Mijn andere broer [betrokkene 2] gebruikte die auto wel regelmatig. Met mijn jongere broer heb ik een betere band. [betrokkene 1] had zelf een auto tot zijn beschikking en bovendien reed hij vaak in de auto’s van klanten. (…)’’
5.6.
Het hof heeft, zoals gezegd, het beklag ongegrond verklaard en daartoe het volgende overwogen:
‘’Beoordeling
Het klaagschrift is namens de klaagster tijdig bij het hof ingediend.
Het hof is van oordeel dat uit de stukken, waaronder het proces-verbaal voordeel uit Volkswagen Golf met het kenteken [BB-00-BB] van 16 augustus 2016 van verbalisant [verbalisant 1] in het Ontnemingsdossier [...] , onder meer kan worden geconcludeerd dat uit ingesteld onderzoek is komen vast te staan dat ‘het interieur’ en het navigatiesysteem van de Volkswagen Golf met het kenteken [AA-00-AA] afkomstig waren uit een ander voertuig, te weten de gestolen Volkswagen Golf [BB-00-BB] . De vaststelling dat genoemde onderdelen uit een gestolen voertuig afkomstig waren kon worden gedaan doordat een ‘Deskundige Forensisch Voertuigidentificatie Onderzoek’, verbonden aan het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit (LIV), had vastgesteld dat op/in ‘het interieur’ en het navigatiesysteem het voertuigidentificatienummer (VIN) van de gestolen Volkswagen Golf [BB-00-BB] as aangebracht. Het ‘interieur’ bestond uit de linker- en rechtervoorzitting, de achterbank met leuning, de bijbehorende portierbekleding en de gordels.
Gelet op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat de Volkswagen Golf met het kenteken [AA-00-AA] ingevolge het bepaalde in artikel 36c jo artikel 36d Sr vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, nu het voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de veroordeelde [betrokkene 1] in strafzaak A onder 1 en in strafzaak B begane misdrijven is aangetroffen, het hierboven genoemde strafbare feit met behulp van voornoemd voorwerp is begaan, het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en/of kan dienen tot het begaan of het voorbereiden dan soortgelijke feiten, zoals reeds bij arrest van 22 juli 2016 tegen de veroordeelde [betrokkene 1] in de strafzaak met parketnummer 23-000111-15 is beslist.
Derhalve zal het hof het beklag ongegrond verklaren.’’

Juridisch kader

5.7.
Bij de beoordeling van het middel is het volgende van belang. Art. 552b Sv voorziet in de mogelijkheid dat een belanghebbende, niet zijnde de verdachte of veroordeelde, zich beklaagt over de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van een hem toekomend voorwerp. Indien het beklag gegrond is, herroept de rechter de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer.
5.8.
In art. 552b lid 5, tweede volzin, Sv is onder meer art. 33c Sr van overeenkomstige toepassing verklaard. In verbinding met art. 36b lid 2 Sr volgt hieruit dat de rechter bij de ongegrondverklaring van het beklag een geldelijke tegemoetkoming toekent indien dat nodig is om te voorkomen dat degene aan wie het onttrokken voorwerp toebehoort, door die onttrekking onevenredig zou worden getroffen. [3] Of de eigenaar van het voorwerp door de onttrekking aan het verkeer van zijn eigendom onevenredig wordt getroffen wanneer hem geen geldelijke tegemoetkoming wordt toegekend, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij kunnen worden betrokken hoe de eigenaar van het voorwerp zich in relatie tot dat voorwerp heeft gedragen, de waarde van het onttrokken voorwerp, alsmede eventueel voordeel dat de Staat na de onttrekking met betrekking tot dat voorwerp verkrijgt, bijvoorbeeld door de verkoop (van onderdelen) daarvan. [4]

Beoordeling van het middel

5.9.
Gelet op het hierboven onder 5.3, 5.4 en 5.5 genoemde verweer van de klaagster en in aanmerking genomen dat het hof in het midden heeft gelaten aan wie de Volkswagen Golf toebehoort, behoeft inderdaad (nadere) motivering waarom het hof het beklag ongegrond heeft verklaard zonder toepassing van een geldelijke tegemoetkoming als bedoeld in art. 36b lid 2 juncto 33c lid 2 Sr. In zoverre is de beschikking van het hof dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed. [5]
6. Het middel slaagt.
7. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.
8. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking maar uitsluitend wat betreft de ongemotiveerde beslissing omtrent een verzochte geldelijke tegemoetkoming als bedoeld in art. 36b lid 2 juncto 33c lid 2 Sr, en tot terugwijzing opdat het klaagschrift in zoverre opnieuw wordt behandeld en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

Voetnoten

1.Met weglating van voetnoten.
2.Met weglating van voetnoten.
3.Zie bijv. HR 8 juli 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1210, NJ 1998/863. De omstandigheid dat de bevoegdheid als bedoeld in art. 33c Sr is opgenomen in het vijfde lid van art. 552b Sv betekent niet dat de rechter alleen in het daar specifiek genoemde geval van omzetting van de verbeurdverklaring in onttrekking aan het verkeer een geldelijke tegemoetkoming zou mogen verlenen, zie rov. 4.3.2. van voornoemd arrest.
4.HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1156, rov. 3.4.1. Ik merk daarbij op dat (gehele) verkoop door de Staat in beginsel niet in de rede ligt omdat bij onttrekking aan het verkeer het gaat om voorwerpen waarvan het ongecontroleerd bezit in strijd is met de wet of het algemeen belang. Het terugbrengen in het maatschappelijk verkeer van dergelijke voorwerpen zou de doelstelling van de maatregel doorkruisen.
5.Vgl. HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3154; HR 2 maart 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1365, NJ 1999/329, rov. 4.3 en HR 27 april 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC9338, NJ 1993/586, rov. 5.5.2. Vgl. ook HR 16 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO2268 (niet gepubliceerd), alwaar een dergelijke motivering wel in het oordeel van het hof besloten lag.