Conclusie
Nummer 18/05018 E
middelklaagt dat het hof het recht heeft geschonden en/of de naleving van vormvoorschriften heeft verzuimd doordat het (kort gezegd) tot de in het arrest opgenomen bewezenverklaring is gekomen, deze heeft gekwalificeerd als onder 1 vermeld, de verdachte ter zake strafbaar heeft geacht en de verdachte een straf heeft opgelegd. [1] De tekst van het middel zelf levert naar het mij voorkomt niet een middel in de zin van art. 437, tweede lid, Sv op. De deelklachten die in de toelichting worden geformuleerd en die ik in afwijkende volgorde zal bespreken brengen evenwel mee dat het middel die ondergrens haalt. Voor een goed begrip zal ik eerst de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen, de gevoerde verweren en enkele overwegingen (voor zover van belang) weergeven. Vervolgens zal ik de relevante regelgeving, wijzigingen daarin en toelichtingen daarop bespreken.
Bewezenverklaring, bewijsmiddelen, verweren en ’s hofs overwegingen
Kwalificatie
Gedurende het incident heb ik contact gehad met de Officier van dienst van de brandweer, die belast was met de bestrijding van de calamiteit. Deze verklaarde mij dat de brandweer alle instanties had ingelicht en dat wij niemand meer hoefden te informeren.”Aan de chauffeur van [verdachte] is dezelfde mededeling gedaan. Deze mededeling past op het gestelde in artikel 17.2 lid 3 Wm waarin de verplichting voor het bevoegde gezag is opgenomen om “de inspecteur” onverwijld in kennis te stellen. Het gaat hier om inspecteurs van de ILT (zie T&C Wm, zevende druk p. 18).
Het verkennen van gevaarlijke stoffen is het maken van een inschatting van de hoeveelheid vrijgekomen gevaarlijke stof en het zo mogelijk uitvoeren van metingen en voorts het interpreteren van ongevals- en meetgegevens om de ernst, omvang en gevolgen voor het getroffen gebied vast te stellen. Het verrichten van ontsmetting is het organiseren en waar nodig verwijderen van oppervlakkige besmetting met gevaarlijke stoffen bij mensen, dieren, goederen en infrastructuur ten einde eventuele gezondheidsschade te beperken en verdere verspreiding van de besmetting naar de omgeving te voorkomen.”(TK 2006-2007, 31117, nr. 3 p. 68).
VHCP stelt best practices chemieketen opvan J. van den Berg in het vaktijdschrift Gevaarlijke Lading september 2016, nr. 4, p. 19 (SDU). Hierin wordt het standpunt ingenomen dat melding (voor zover verplicht) dient te worden gedaan door de HSE-manager van de afnemende partij (de geadresseerde in de bewoordingen van het ADR) als het voorval of ongeval zich voordoet op het terrein van de afnemer. Dit standpunt past in het systeem van artikel 47 Wvgs zoals zojuist aangehaald.
Nadere bewijsoverweging
De regelgeving
(BFK: Wet Gevaarlijke Stoffen), geen betrekking meer op het nederleggen, afleveren, het ter aflevering aanwezig houden, bezigen en het zich ontdoen van gevaarlijke stoffen’ (p. 4).
Parkeren
Informatieverstrekking
Artikel 2
d. herstructurering
(BFK: Wet milieugevaarlijke stoffen), welke wet reeds op dit moment een terugtredingsbepaling bevat voor zover iets bij of krachtens de WVGS is geregeld. Een voorstel tot aanpassing van die bepaling overeenkomstig de nieuwe reikwijdte is tevens opgenomen in deze wet.
(BFK: Wet milieubeheer), regels te stellen of aan de milieuvergunning voorschriften te verbinden in het belang van de bescherming van het milieu, de externe veiligheid daaronder begrepen.
Vulleris ‘de onderneming die gevaarlijke goederen laadt in een tank (tankwagen, afneembare tank, transporttank of tankcontainer), in een batterijwagen of MEGC en/of los gestort in een voertuig, grote container of kleine container’.
Losseris ‘elke onderneming die: a) een container, bulkcontainer, MEGC, tankcontainer of transporttank van een voertuig afneemt; of b) verpakte gevaarlijke stoffen, kleine containers of transporttanks uit een voertuig of een container laadt; of c) gevaarlijke stoffen lost uit een tank (tankwagen, afneembare tank, transporttank of tankcontainer) of uit een batterijwagen, MEMU of MEGC of uit een voertuig, grote container of kleine container voor vervoer als los gestort goed of uit een bulkcontainer’.
Vervoerderis ‘de onderneming die het vervoer met of zonder vervoersovereenkomst uitvoert’. En
vervoeris ‘de verplaatsing van gevaarlijke goederen, met inbegrip van voor het vervoer noodzakelijk oponthoud en met inbegrip van voor het verkeer noodzakelijk verblijf van gevaarlijke goederen in de voertuigen, tanks en in de containers vóór, tijdens en na de verplaatsing.’
(BFK: Nota vervoer gevaarlijke stoffen)genoemde streven naar permanente verbetering van de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke stoffen (het tweede spoor) is de afhandeling van incidenten een belangrijk aandachtspunt. Ten behoeve daarvan worden de bestaande plichten in geval van incidenten tijdens het vervoer van gevaarlijke stoffen aangescherpt. Zie voor een nadere toelichting de artikelsgewijze toelichting bij artikel 47’ (p. 6)
De deelklachten
tweededeelklacht bestrijdt ’s hofs oordeel dat in casu een plicht tot melden bestond. De steller van het middel wijst erop dat namens de verdachte het verweer is gevoerd dat ongevallen en voorvallen in het kader waarvan (nog) niet behoeft te worden bepaald of de vervoershandeling voortgezet kan worden zonder de openbare veiligheid in het geding te brengen, buiten het bereik van art. 47 WVGS vallen, en dat daarom een vrijspraak had moeten volgen. Het hof zou niet dan wel ontoereikend op dit uitdrukkelijk onderbouwde standpunt hebben gereageerd.
derdedeelklacht houdt in dat voor zover in relatie tot het voorval een plicht tot melden aan de ILT zou hebben bestaan, deze rustte op [A] B.V.
eerstedeelklacht ziet op de verandering van de redactie van art. 47 WVGS met ingang van 1 april 2015. Het hof zou niet de redenen hebben opgegeven waarom het is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat het bewezenverklaarde niet als overtreding van art. 47 WVGS kan worden gekwalificeerd. Voorts zou ’s hofs motivering, zo begrijp ik, onjuist zijn: het hof zou niet meer hebben gezegd dan dat de kern van de bepaling dezelfde is gebleven, terwijl dat niet zo zou zijn. De steller van het middel wijst daarbij nog op het per 1 april 2015 toegevoegde tweede lid, dat het doel van de meldplicht zou hebben verduidelijkt.