Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
Het tweede middel klaagt over het gebruik van bij de politie afgelegde verklaringen door drie getuigen.
Het derde middel klaagt over de inzendtermijn in cassatie.
hij in de periode van 1 maart 2012 tot en met 16 oktober 2012 te Rotterdam, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, telkens een of meer gebruikers hoeveelheden, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.”
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 16 oktober 2012 zagen wij een man aan de overkant van de straat aan de Van Ommerenhaven te Barendrecht lopen. Wij zagen de man, aan de passagierszijde, in een Mercedes-Benz VITO voorzien van kenteken [kenteken] stappen. Wij zagen de VITO ongeveer 100 meter rijden. Vervolgens zagen wij de eerder ingestapte persoon uitstappen en teruglopen naar de plaats waar wij de persoon voor het eerst zagen. Wij vermoedden dat er een drugstransactie had plaatsgevonden in de VITO. Wij hebben de persoon staande gehouden. Ter vaststelling van de identiteit van de verdachte stelde ik, verbalisant [verbalisant 1] , op grond van artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering, een onderzoek in aan zijn kleding. In de rechterbroekzak trof ik, verbalisant [verbalisant 1] , 3 zogenaamde ponypacks aan, welke vermoedelijk cocaïne bevatten.
De aangetroffen ponypacks zijn in beslag genomen.
Tijdens de insluitingsfouillering troffen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] 3 Nokia telefoons aan. Wij hebben de telefoons in beslag genomen.
Op 18 oktober 2012 ontving ik via Bureau Logistiek Intake en Service de volgende stukken van overtuiging met het verzoek deze te onderzoeken op de aanwezigheid van verdovende middelen:
Monstername
Bevat het materiaal middelen die vermeld zijn op een van de lijsten van de Opiumwet of op de bijlage van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (Wvmc) en zo ja, welke?
5. Een proces-verbaal d.d. 21 november 2012 van de politie Rotterdam - Rijnmond met nr. PL17J0 2012212538-73. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 141 e.v.) :
- Dat het nummer [telefoonnummer 1] in de periode 19 juli 2012 tot en met 4 oktober 2012 in totaal 29 maal contact heeft gemaakt met het nummer [telefoonnummer 2] behorende bij de telefoons welke bij de verdachte [verdachte] werden aangetroffen. Vervolgens bleek het nummer [telefoonnummer 1] op naam te staan van [betrokkene 1] te [plaats] .
- Dat het nummer [telefoonnummer 3] in de periode 24 augustus 2012 tot en met 16 oktober 2012 in totaal 40 maal contact heeft gemaakt met het nummer [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 4] behorende bij de telefoons welke bij de verdachte [verdachte] werden aangetroffen. Bij onderzoek bleek dit nummer in gebruik te zijn bij [betrokkene 2] .
- Dat het nummer [telefoonnummer 5] in de periode 1 augustus 2012 tot en met 13 oktober 2012 in totaal 28 maal contact heeft gemaakt met het nummer [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 4] behorende bij de telefoons welke bij de verdachte [verdachte] werden aangetroffen. Vervolgens bleek het nummer [telefoonnummer 5] op naam te staan van [betrokkene 3] .
- Dat het nummer [telefoonnummer 6] in de periode 14 juni 2012 tot en met 19 oktober 2012 in totaal 74 maal contact heeft gemaakt met het nummer [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 4] behorende bij de telefoons welke bij de verdachte [verdachte] werden aangetroffen. Vervolgens bleek het
[betrokkene 1]:
[betrokkene 4]:
[betrokkene 3]:
[betrokkene 2]:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
adres: [b-straat 1] te [postcode] [plaats] ,
(…)
Desgevraagd door de voorzitter deelt de raadsman het volgende mede:
Wanneer [betrokkene 1] bij de r-c een foto van [verdachte] te zien krijgt, zegt hij dat dit absoluut niet zijn dealer is en dat hij zijn dealer wel zou herkennen.