ECLI:NL:PHR:2019:1196
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Openlijke geweldpleging in schoolgebouw door verdachte met zoon en zwager
In deze zaak gaat het om openlijke geweldpleging door de verdachte, die samen met zijn zoon en zwager een minderjarige scholier heeft geschopt en geslagen in een schoolgebouw, naar aanleiding van een eerdere ruzie met zijn zoon. De verdachte is door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 december 2017 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 440,- toegewezen aan de benadeelde partij, met een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de verdachte.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, D.J.M.W. Paridaens, heeft in zijn conclusie van 17 september 2019 het oordeel van het hof betwist. Het middel van cassatie, voorgesteld door de advocaat van de verdachte, mr. J.J. Bussink, stelt dat het oordeel van het hof over de openlijke geweldpleging getuigt van een onjuiste rechtsopvatting over het bestanddeel 'openlijk', of dat de bewezenverklaring daarvan ontoereikend is gemotiveerd. De Procureur-Generaal concludeert dat het hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom er sprake was van 'openlijk' geweld in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, gezien de omstandigheden van de zaak.
De Hoge Raad heeft de conclusie van de Procureur-Generaal gevolgd en heeft de bestreden uitspraak vernietigd. De zaak is terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat het hoger beroep opnieuw kan worden behandeld. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de vaststelling van openlijk geweld in een schoolomgeving.