ECLI:NL:PHR:2019:1196

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
17 september 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
18/00102
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in schoolgebouw door verdachte met zoon en zwager

In deze zaak gaat het om openlijke geweldpleging door de verdachte, die samen met zijn zoon en zwager een minderjarige scholier heeft geschopt en geslagen in een schoolgebouw, naar aanleiding van een eerdere ruzie met zijn zoon. De verdachte is door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 december 2017 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 440,- toegewezen aan de benadeelde partij, met een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de verdachte.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, D.J.M.W. Paridaens, heeft in zijn conclusie van 17 september 2019 het oordeel van het hof betwist. Het middel van cassatie, voorgesteld door de advocaat van de verdachte, mr. J.J. Bussink, stelt dat het oordeel van het hof over de openlijke geweldpleging getuigt van een onjuiste rechtsopvatting over het bestanddeel 'openlijk', of dat de bewezenverklaring daarvan ontoereikend is gemotiveerd. De Procureur-Generaal concludeert dat het hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom er sprake was van 'openlijk' geweld in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, gezien de omstandigheden van de zaak.

De Hoge Raad heeft de conclusie van de Procureur-Generaal gevolgd en heeft de bestreden uitspraak vernietigd. De zaak is terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat het hoger beroep opnieuw kan worden behandeld. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de vaststelling van openlijk geweld in een schoolomgeving.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer18/00102
Zitting17 september 2019

CONCLUSIE

D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 29 december 2017 de verdachte ter zake van “openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek als vermeld in het arrest. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 440,- en ter hoogte van dit bedrag aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Sr opgelegd.
Namens de verdachte heeft mr. J.J. Bussink, advocaat te Utrecht, één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
3.1
Het middel klaagt dat het oordeel van het hof dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging getuigt van een onjuiste rechtsopvatting over het bestanddeel ‘openlijk’, dan wel dat de bewezenverklaring daarvan ontoereikend is gemotiveerd.
3.2
Blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft het hof vastgesteld dat het geweld tegen een persoon zoals vermeld in de bewezenverklaring heeft plaatsgevonden in een schoolgebouw. Het kennelijk op deze vaststelling gebaseerde oordeel van het Hof dat sprake is van ‘openlijk’ geweld in de zin van art. 141 Sr, is, gelet op HR 9 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:20, niet toereikend gemotiveerd.
3.3
Het middel slaagt.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG