Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
5 november 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft openlijke geweldpleging door de verdachte, die samen met zijn zoon en zwager een minderjarige scholier heeft geschopt en geslagen in een schoolgebouw, naar aanleiding van een eerdere ruzie met zijn zoon. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het oordeel van het Hof dat er sprake was van 'openlijk' geweld in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, niet toereikend gemotiveerd was. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest van het Hof en terugwijzing van de zaak. Het middel dat door de verdachte was voorgesteld, betrof de onjuiste rechtsopvatting van het Hof over het bestanddeel 'openlijk' en de ontoereikende motivering van de bewezenverklaring. De Hoge Raad heeft de gronden van de Advocaat-Generaal gevolgd en heeft de zaak terugverwezen naar het Hof voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep.