ECLI:NL:PHR:2019:1162

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
17 september 2019
Publicatiedatum
12 november 2019
Zaaknummer
17/03544
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld

In deze zaak gaat het om de verdachte die betrokken was bij een gewelddadige confrontatie waarbij meerdere personen wederrechtelijk van hun vrijheid zijn beroofd. De verdachte, geboren in 1987, werd eerder door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld voor medeplichtigheid aan het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven. De zaak heeft betrekking op een incident dat plaatsvond op 21 september 2015, waarbij de verdachte samen met anderen de aangevers heeft uitgenodigd in de woning van een medeverdachte, met de bedoeling hen 'terug te pakken' voor eerdere inbraken. De verdachte heeft haar (ex-)vriend als backup geregeld en onderhandelde over de beloning voor zijn hulp. Tijdens de confrontatie werden de aangevers bedreigd met vuurwapens, vastgebonden en beroofd van hun bezittingen. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt, maar dat zij wel een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de vrijheidsberoving, wat haar medeplichtigheid aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving oplevert. Het hof sprak de verdachte vrij van de diefstal, omdat niet bewezen kon worden dat zij opzet had op de diefstal van goederen. De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad was dat het cassatieberoep van de verdachte niet gegrond was en dat de eerdere uitspraak van het hof in stand bleef.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer17/03544

Zitting17 september 2019
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 23 juni 2017 door het gerechtshof Amsterdam wegens “medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder de voorwaarden zoals nader in het arrest omschreven, met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr, en tot een taakstraf voor de duur van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen hechtenis. Het hof heeft ook beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd.
Er bestaat samenhang met de zaken 17/03289, 18/02859 en 18/04081. Ook in deze zaken zal ik vandaag concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. N. Velthorst, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
In deze zaak gaat het om het volgende. In de woning van [betrokkene 1] was in een korte tijd meermalen ingebroken. [betrokkene 1] vermoedde dat [betrokkene 2] en [betrokkene 3] hierbij betrokken waren. Om hen ‘aan te pakken’ werden zij bij de verdachte thuis uitgenodigd. [betrokkene 1] vroeg aan de verdachte of zij mensen kende die bij die afspraak als
back upkonden fungeren. Zij heeft dat verzoek in twee gesproken WhatsApp-berichten bij haar (ex-)vriend [medeverdachte] neergelegd. De verdachte reisde met [betrokkene 1], [betrokkene 6] en [betrokkene 7] in één auto en [medeverdachte], [betrokkene 8], [betrokkene 9] en een ander persoon in een andere auto, naar de woning van [betrokkene 1]. [betrokkene 2], [betrokkene 3] en de door hen meegebrachte [betrokkene 4] (hierna: de aangevers) kwamen op het verzoek van [betrokkene 1] ook naar de woning. De Antillianen waren door [betrokkene 1] betaald voor hun aanwezigheid. In de woning zijn de aangevers vastgebonden, bedreigd, geslagen, getrapt en zijn hun zakken zijn leeggehaald. [betrokkene 1], de verdachte en de Antillianen zijn vervolgens in verschillende auto’s vertrokken. De auto waarin de verdachte zat, werd bij een verkeerscontrole ‘gestopt’. Dit leidde tot de aanhouding van de inzittenden. In eerste aanleg is de verdachte veroordeeld voor medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Het hof sprak de verdachte daarvan vrij.
Het
middelbevat de klacht dat het hof zonder toereikende motivering tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving is gekomen.
5.1
Ten laste van de verdachte is – het als meest subsidiair ten laste gelegde feit – bewezenverklaard dat:
“[betrokkene 1], [medeverdachte], [betrokkene 8], [betrokkene 9] en [betrokkene 10], op 21 september 2015 te [plaats], gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd, immers hebben [betrokkene 1], [medeverdachte], [betrokkene 8], [betrokkene 9] en [betrokkene 10] (gewelddadig en/of dreigend):
- die [betrokkene 2] en die [betrokkene 3] uitgenodigd om naar een woning aan de [a-straat 1] te [plaats] te komen;
- in een kamer van die woning vuurwapens op [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] gericht;
- een vuurwapen in het zicht van [betrokkene 2] en [betrokkene 3] doorgeladen;
- vuurwapens tegen het hoofd en/of de nek en/of elders van het lichaam van [betrokkene 2] en/of die [betrokkene 3] en/of die [betrokkene 4] gehouden;
- [betrokkene 2] op het hoofd geslagen met de hand en een vuurwapen en geschopt;
- ledematen van [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] heeft vastgebonden met behulp van stukken snoer;
- tegen die [betrokkene 2], die [betrokkene 3] en die [betrokkene 4] gezegd: “Liggen op de grond” en “Liggen, liggen, liggen” en “I’m gonna shoot you” en “werk mee!” en in het Engels “dat krijgen jullie als jullie met mij fokken!” en “als je naar de politie gaat, maak ik je af”,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 19 september 2015 tot en met 21 september 2015 te IJmuiden en/of [plaats], opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- [medeverdachte] te regelen voor [betrokkene 1] als backup bij bovengenoemd feit en
- te onderhandelen over de beloning voor die [medeverdachte] en de andere betrokkenen.”
5.2
Het hof heeft met betrekking tot de bewijsvoering in zijn arrest het volgende opgenomen: [1]

“Bespreking van bewijsverweren

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe — kort gezegd — aangevoerd dat uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte de medeverdachte [medeverdachte] heeft benaderd om samen met anderen medeverdachte [betrokkene 1] bij te staan in een conflict met de aangevers. Mede gelet op het feit dat de verdachte wist dat [medeverdachte] en zijn metgezellen gewapend zouden zijn, kan niet tot een andere conclusie worden gekomen dan dat zij medeplichtig is aan een voorzienbare geweldpleging waarbij de aangevers tevens van hun vrijheid en goederen zijn beroofd.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Hij heeft daartoe — kort gezegd — aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het gronddelict diefstal met geweld dan wel wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het aandeel van de verdachte bestaat uit niet meer dan het leggen van contact tussen [betrokkene 1] en haar (ex)vriend [medeverdachte]. Zij heeft geen uitvoeringshandelingen verricht en heeft niet deelgenomen aan de beweerdelijke voorbespreking in [A]. Er is dan ook geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten, zodat medeplegen niet kan worden bewezen. Bij gebrek aan bewijs van opzet op het gronddelict kan evenmin de medeplichtigheid worden bewezen.
Overwegingen van het hof
Feiten en omstandigheden
Het hof gaat op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 20 september 2015 kwam tussen [betrokkene 1] en de verdachte ter sprake dat in de woning van [betrokkene 1] aan de [a-straat 1] in [plaats] in een korte periode meermalen was ingebroken. [betrokkene 1] vermoedde dat [betrokkene 2] en [betrokkene 3] iets met deze inbraken te maken hadden en nodigde [betrokkene 2] en [betrokkene 3] uit in zijn woning met de bedoeling hen “terug te pakken”. Hij vroeg de verdachte of zij mensen kende die bij de afspraak in de woning als
back upkonden fungeren. De verdachte zei tegen [betrokkene 1] dat zij haar (ex-)vriend [medeverdachte] kon vragen. De verdachte stuurde op 20 september 2015 omstreeks 17.45 uur via WhatsApp twee gesproken berichten naar [medeverdachte]: “
Schat kan je me bellen het is belangrijk, we hebben je nodig vandaag, je gaat sowieso 1 of 2 kop pakken als je wil of meer, ligt aan jou’' en “
Die man, die miljonair, ze hebben zijn huis geroofd vannacht alles is weg zijn grote tv shit, dus hij heeft die ding nodig plus hij vraagt jou en een paar matties van je om hem te helpen, ze gaan die mannen aanpakken vanavond gewoon je weet toch, in zijn eigen huis hij gaat ze allemaal uitnodigen daar, dus hij heeft back up nodig en vraagt wat je prijs is, dus wat je prijs ook is, geef het door en hij zorgt dat het er is” [medeverdachte] antwoordde hierop: “
okay, geen probleem sgt, hoelaat, Wilttie dat ik daar ben.”
[medeverdachte] reed vervolgens diezelfde avond met in ieder geval [betrokkene 8] en [betrokkene 9] vanuit Rotterdam naar [A] in IJmuiden, waar [betrokkene 1] met de verdachte, [betrokkene 6] en [betrokkene 7] verbleef. Deze zeven personen reisden met nog een andere persoon daarna tussen 22.00 uur en 23.00 uur naar de woning van [betrokkene 1] in [plaats]: de verdachte, [betrokkene 1], [betrokkene 6] en [betrokkene 7] in een auto en [medeverdachte], [betrokkene 8], [betrokkene 9] en de andere persoon in een andere auto.
[betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] kwamen op 21 september 2015 omstreeks 01.30 uur op uitnodiging van [betrokkene 1] bij diens woning in [plaats] aan. Op dat moment waren behalve [betrokkene 1] ook [medeverdachte] en “de andere Antillianen” in de woning, zij het toen nog niet zichtbaar voor [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4]. [betrokkene 1] liep op enig moment met [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] naar zijn kamer om te laten zien dat er in de kamer was ingebroken. [betrokkene 1] stuurde om 01.51 uur een WhatsApp bericht naar [betrokkene 9] met als inhoud: “my room now 3”. Kort hierna stormden er vier of vijf Antillianen de kamer binnen. De Antillianen richtten vuurwapens op [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] en schreeuwden tegen hen: “Liggen op de grond, liggen, liggen, liggen!”. [betrokkene 1] sloeg en trapte tegen het hoofd van [betrokkene 2] en één van de Antillianen gaf [betrokkene 2] een klap op zijn hoofd met de kolf van een wapen. De Antillianen dwongen [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] op hun buik te gaan liggen en bonden hen vast met audiodraden. De Antillianen bedreigden hen, onder andere door het plaatsen van een vuurwapen tegen het hoofd van [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en tegen de zij en nek van [betrokkene 4]. Daarna haalden de Antillianen de zakken van [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] leeg. Van [betrokkene 2] namen ze onder andere een geldbedrag van € 500,00, twee mobiele telefoons van het merk Blackberry en Samsung weg, en van [betrokkene 3] een geldbedrag van ongeveer € 900,00, een zilveren koningsketting, een mobiele telefoon van het merk Samsung en een autosleutel (Opel). Vervolgens verlieten [betrokkene 1] en de Antillianen samen de kamer. De Antillianen reden daarna met de verdachte en [betrokkene 6] in een zwarte auto richting [A] in IJmuiden.
Diezelfde avond vond op de Parkweg in Velsen-Zuid, een toegangsweg richting IJmuiden, omstreeks 02.15 uur een verkeerscontrole plaats in het kader van de Wegenverkeerswet 1994. Omstreeks 02.30 uur zagen verbalisanten een zwarte Mazda 6 met kenteken [kenteken] in de richting van IJmuiden rijden en hoorden zij vanaf de positie waar de Mazda op dat moment reed een geluid van metaal dat op het wegdek viel. Verbalisanten hielden de Mazda verderop in het kader van de verkeerscontrole stil. Zij troffen op de plek waar het geluid van het vallende voorwerp vandaan kwam (het fietspad naast de Parkweg) een vuurwapen aan. Hierop hielden zij de inzittenden van de auto aan, zijnde de verdachte, [medeverdachte], [betrokkene 8], [betrokkene 9], [betrokkene 10] en [betrokkene 6]. In de nabije omgeving van de plaats waar het vuurwapen was aangetroffen en de plaats waar de aanhoudingen hadden plaatsgevonden, vonden verbalisanten in de groenstrook langs de Parkweg nog twee vuurwapens. Bij [medeverdachte] troffen de verbalisanten het Rolex horloge van [betrokkene 1] en de Opel autosleutel van de auto van [betrokkene 3] aan. Bij [betrokkene 8] troffen zij een 9 mm patroon aan dat paste bij het op het fietspad aangetroffen vuurwapen. Ook namen zij bij [betrokkene 8] een telefoon in beslag, waarop foto’s van wapens stonden, overeenkomend met het op het fietspad aangetroffen wapen en een van de in de groenstrook gevonden wapens. Op de bij [betrokkene 9] in beslag genomen telefoon werd in de Snapchatmap een op 20 september 2015 om 23.39 uur in de woning van [betrokkene 1] in [plaats] gemaakte snapchat aangetroffen. Op die snapchat is een tafel zichtbaar met daarop één donkerkleurig pistool en patroonhouder en een tweede pistool. Op 15 oktober 2015 namen verbalisanten in de woning van [betrokkene 1] onder meer twee mobiele telefoons in beslag die door de Antillianen bij [betrokkene 2] op 21 september 2015 waren weggenomen.
Oordeel van het hof
Uit het vorenstaande blijkt dat [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] op gewelddadige wijze zijn beroofd van geld en goederen en daarbij tevens enige tijd van hun vrijheid zijn beroofd. Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat de verdachte niet als medepleger van deze beroving en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving kan worden aangemerkt, nu niet is gebleken dat de bijdrage van de verdachte van zodanig gewicht is geweest dat kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking met de daders. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
De vraag is vervolgens of de verdachte wel een andere strafrechtelijk relevante rol heeft gespeeld. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt dienaangaande als volgt.
De verdachte heeft geregeld dat haar (ex-)vriend [medeverdachte] en diens metgezellen tegen betaling [betrokkene 1] zouden bijstaan bij zijn confrontatie met de personen die hij verdacht van het plegen van inbraken in zijn woning. De verdachte wist dat het de bedoeling van [betrokkene 1] was om die personen ‘terug te pakken’ en uit de bewijsmiddelen, in het bijzonder de WhatsApp berichten met [medeverdachte], blijkt dat zij wist dat een vuurwapen (‘die ding’) zou worden meegenomen. Het hof acht niet aannemelijk geworden dat de verdachte met ‘die ding’ doelde op een zogeheten taser, nu daarvoor - behoudens haar eigen verklaring - geen enkel aanknopingspunt is.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat de verdachte wist dat [betrokkene 1] de latere slachtoffers onder valse voorwendselen in zijn woning zou uitnodigen, dat hij aldaar verhaal wilde halen bij de latere slachtoffers, dat hij daarvoor back up wilde hebben en dat een vuurwapen zou worden meegenomen. Tegen die achtergrond heeft de verdachte minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat [medeverdachte] en diens metgezellen geweld jegens [betrokkene 2], [betrokkene 3] eh [betrokkene 4] zouden aanwenden althans daarmee zouden dreigen, aan welke situatie inherent is dat de slachtoffers enige tijd van hun vrijheid beroofd zouden worden. Door met voorgaande wetenschap [betrokkene 1] in contact te brengen met [medeverdachte] heeft de verdachte een belangrijke bijdrage aan de latere vrijheidsberoving geleverd, die strafrechtelijk te kwalificeren is als medeplichtigheid aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het hof heeft echter onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat de verdachte voorts wist of hiermee zeer ernstig rekening moest houden dat door de daders tevens zou worden overgegaan tot de diefstal van goederen.
Het hof zal dan ook vrijspreken van meer subsidiair ten laste gelegde. Het verweer dat ziet op vrijspraak van het meest subsidiair ten laste gelegde wordt gelet op. het voorgaande verworpen.”
5.3
Volgens de steller van het middel blijkt uit de bewijsmiddelen niet dat aan de situatie inherent was dat de slachtoffers enige tijd van hun vrijheid zouden worden beroofd. Uit de bewijsmiddelen blijkt ookt niet zonder meer dat er sprake zou zijn van een toestand van het doen vertoeven van de slachtoffers op een plaats waarvan of waaruit deze zich niet op ieder gewenst ogenblik konden verwijderen, aldus de toelichting op het middel.
5.4
De verdachte is door het hof veroordeeld voor het opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van dit misdrijf. Vereist is dat de verdachte opzet op het verschaffen van hulp bij of tot het plegen van het feit had. [2] De verdachte moet daarnaast, al dan niet voorwaardelijk, [3] opzet hebben gehad op de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Opzet op de precieze wijze van uitvoering van het misdrijf is echter geen vereiste. [4]
5.5
Het hof is op basis van de volgende omstandigheden tot het oordeel gekomen dat de verdachte “minst genomen de aanmerkelijke kans [heeft] aanvaard dat [medeverdachte] en diens metgezellen geweld jegens [betrokkene 2], [betrokkene 3] eh [betrokkene 4] zouden aanwenden althans daarmee zouden dreigen, aan welke situatie inherent is dat de slachtoffers enige tijd van hun vrijheid beroofd zouden worden”:
(i) De verdachte wist dat de aangevers onder valse voorwendselen in de woning van [betrokkene 1] zouden worden uitgenodigd;
(ii) De verdachte wist dat [betrokkene 1] de aangevers uitnodigde omdat hij verhaal wilde halen;
(iii) De verdachte wist dat [betrokkene 1] daarvoor back-up wilde; en
(iv) De verdachte wist dat er een vuurwapen mee zou worden genomen.
5.6
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte onder meer heeft verklaard dat [betrokkene 1] de aangevers wilde “terugpakken”, er “een plan [was] om die mensen die slachtoffer zijn geworden dat daar iets mee zou gebeuren”, [betrokkene 1] de aangevers in zijn woning zou uitnodigen, [betrokkene 1] “die ding” en back-up nodig had, de aangevers zouden worden aangepakt en er een vergoeding in het verschiet lag voor de als back-up fungerende Antillianen. [betrokkene 1] heeft verklaard dat de verdachte de wapens in de woning heeft gezien en hem had verteld dat [medeverdachte] aan wapens kon komen.
6. Gelet op de bewijsvoering acht ik ’s Hofs oordeel dat ‘aan de situatie inherent was’ dat de aangevers enige tijd van hun vrijheid zouden worden beroofd, niet onbegrijpelijk. De stelling die in het middel wordt ingenomen, dat uit de bewijsmiddelen niet zonder meer blijkt dat er sprake was van een toestand van het doen vertoeven van de slachtoffers op een plaats waarvan of waaruit deze zich niet op ieder gewenst ogenblik konden verwijderen, mist goede grond, gelet op de onder de bewijsmiddelen opgenomen verklaringen van de slachtoffers dat zij zijn vastgebonden met audiokabels en werden bedreigd met vuurwapens. Het oordeel van het hof is mijns inziens toereikend gemotiveerd.
7. Het middel faalt dus en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
8. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
9. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.De voetnoten laat ik achterwege.
2.Zie MvT in H.J. Smidt,
3.Zie HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:385,
4.HR 4 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC0780,