3.1. Het middel klaagt dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft geoordeeld dat de dagvaarding in hoger beroep geldig was betekend en dientengevolge kon worden overgegaan tot verstekverlening tegen de niet-verschenen verdachte.
3.2. Bij de op de voet van art. 434 lid 1 Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevinden zich:
(i) een akte rechtsmiddel inhoudende dat op 4 juni 2015 namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen het door de rechtbank Limburg, locatie Roermond op 22 mei 2015 gewezen vonnis, waarbij als adres van de verdachte vermeld staat [a-straat 1] te [plaats] ;
(ii) een aan de onder (ii) genoemde akte rechtsmiddel gehechte volmacht ex. art. 450, derde lid, Sv inhoudende een namens de verdachte opgegeven adres ten behoeve van de ontvangst van een afschrift van de appeldagvaarding: [b-straat 1] te [plaats] ;
(iii) een kopie van de appeldagvaarding d.d. 16 november 2016 gericht aan het adres [b-straat 2] te [plaats] ;
(iv) een aan de kopie van de appeldagvaarding gehechte ID-staat SKDB van 19 december 2016, onder meer inhoudende dat:
- van de verdachte in de periode van 13 juli 2012 tot 12 juni 2013 het adres [a-straat 1] te [plaats] bekend is;
- van de verdachte in de periode van 9 oktober 2014 tot 1 juli 2015 het adres [b-straat 1] te [plaats] bekend is;
- de verdachte met ingang van 1 juli 2015 stond ingeschreven in de BRP aan de [b-straat 2] te [plaats] ;
(v) een aan de kopie van de appeldagvaarding gehechte akte van uitreiking, inhoudende dat die dagvaarding op 19 december 2016, na vergeefse aanbieding op het adres [b-straat 2] te [plaats] , is uitgereikt aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant en dat een afschrift van de appeldagvaarding is verzonden aan voorgenoemd adres;
(vi) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 januari 2017 inhoudende dat tegen de aldaar niet verschenen verdachte verstek is verleend:
“De verdachte genaamd: