Conclusie
middel
of omstreeks17 juli 2013 te Zeddam, gemeente Montferland tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (op een perceel gelegen aan de [a-straat 1]
)een hoeveelheid van
(in totaal
)ongeveer 536
gramhennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wetterwijl dit gepleegde feit
(mede)betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 536 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan)”
“Met betrekking tot zaak 1 (17 juli 2013)
“Strafbaarheid van de verdachte
diezaak voldoende aannemelijk heeft geacht dat verdachte valt onder de uitzonderingsgevallen als bedoeld in artikel 3a van de Opiumwet. Het is ook aannemelijk geworden dat sommige politieambtenaren wel op de hoogte waren van de hennepteelt door verdachte, maar dat hiertegen niet altijd strafrechtelijk is opgetreden. Anders dan de raadsman is het hof evenwel van oordeel dat deze omstandigheden niet leiden tot de conclusie dat verdachte in
dezezaak moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.