‘Onbetrouwbare aangifte/getuigenverklaring
De aangifte van [betrokkene 1] houdt het volgende in;
In juni 2015 werd hij meerdere malen gebeld door een persoon die later [medeverdachte] bleek te zijn. Deze [medeverdachte] had een probleem met ene [betrokkene 3] een cliënt van [betrokkene 1] die hij al zeven jaar lang 2 keer per maand traint. [medeverdachte] wil graag in contact komen met [betrokkene 3] . Hiertoe wordt er op zondag 27 september een afspraak gemaakt in bowlingcentrum [A] . Tijdens deze afspraak vraagt [medeverdachte] om de contactgegevens van [betrokkene 3] . [betrokkene 1] zegt dat hij geen contact gegevens heeft van [betrokkene 3] maar dat als hij hem ziet bij de training hij [betrokkene 3] zal vragen om met [medeverdachte] contact op te nemen. [betrokkene 1] verklaart tegen de politie wel een telefoonnummer van [betrokkene 3] te hebben; [06-003] maar dat is niet in gebruik.
De 2e ontmoeting vindt plaats op 5 oktober om 22;00 uur. [medeverdachte] is met dezelfde auto die wordt bestuurd door een onbekende persoon. [medeverdachte] stapt meteen in de auto van [betrokkene 1] . Het gesprek vindt vervolgens plaats in de auto van [betrokkene 1] . [medeverdachte] vraagt nu op dwingende toon dat er gewerkt is en dat er geld moet komen. Er wordt verder niets afgesproken en hij weet de boot af te houden.
Op 9 oktober vindt er wederom een afspraak plaats bij het bowlingcentrum [A] . Ook nu stapt [medeverdachte] meteen in de auto van [betrokkene 1] maar nu samen met een Turks uitziende jongen. [medeverdachte] begint direct te praten dat er 10.000,- betaald moet worden waarna de Turkse jongen de woorden van [medeverdachte] herhaalt. Hierna stappen ze weer uit. De sfeer was grimmig en ongemakkelijk.
Vervolgens schaft [betrokkene 1] een prepaid telefoon aan waarmee hij als zijnde [betrokkene 3] een sms stuurt naar [medeverdachte] met de mededeling dat hij volgende week in Nederland is.
Dinsdag 20 oktober stappen er na 17;30 uur ineens 4 mannen de sportschool van [betrokkene 1] binnen. Er wordt eerst gevraagd om 10.000,- vervolgens om 30.000,- en ook om 50.000,-. De turk zegt; jij zaterdag je telefoon uit, dan ben je er geweest. [medeverdachte] maakt terwijl hij naar de negroide man kijkt een pistoolbeweging en daarna een geld beweging waarna de donkere persoon nee schudt. Vervolgens geeft [betrokkene 1] 310 euro aan [medeverdachte] . De Turk roept meteen dat zaterdag de rest moet en zegt nogmaals dat als zaterdag de telefoon uit is hij er geweest is.
Uit het verdere politie onderzoek en het latere getuigenverhoor van [betrokkene 1] blijkt vervolgens dat deze aangifte uit de duim gezogen is.
Het is namelijk zeer aannemelijk geworden dat [betrokkene 1] het hele verhaal dat [medeverdachte] met hem contact zocht om in contact te komen met [betrokkene 3] volledig verzonnen heeft. Niet tegenstaande het feit dat [betrokkene 3] 7 jaar lang twee keer per maand bij [betrokkene 1] trainde is het bestaan van [betrokkene 3] namelijk op geen enkele manier komen vast te staan. [betrokkene 1] heeft tot op de dag van vandaag nimmer contact gehad met [betrokkene 3] om over deze kwestie te spreken. Hij heeft hem nooit meer gesproken. [betrokkene 1] geeft in zijn aangifte een nummer door dat van [betrokkene 3] zou zijn; [06-003] . Nader onderzoek door de politie wijst uit dat dit het prepaid nummer is van [betrokkene 1] zelf! In zijn getuigenverklaring zegt [betrokkene 1] dat dit per vergissing is gebeurd hetgeen eveneens niet geloofwaardig is gezien de verklaring in zijn aangifte dat [betrokkene 3] een Maltees nummer heeft. Met die wetenschap kan het niet zo zijn dat hij “per ongeluk“ aan de politie een Nederlands telefoonnummer heeft gegeven met de opmerking dat dit nummer van [betrokkene 3] niet in gebruik is. In zijn getuigenverklaring afgelegd bij de R-C stelt [betrokkene 1] dat [betrokkene 4] van de politie (punt 14) [betrokkene 3] via facebook heeft geverifieerd. Ook daar blijkt niets van. De verdediging komt dan ook tot de slotsom dat [betrokkene 3] zijnde cliënt van [betrokkene 1] helemaal niet bestaat en ieder geval niets te maken heeft met [medeverdachte] . Veel aannemelijker is dat [betrokkene 1] via [betrokkene 5] [medeverdachte] heeft benaderd voor het incasseren van een factuur.
(…)
Conclusie moet dus niet alleen zijn dat [betrokkene 3] niet bestaat maar dat tevens de wijze waarop [betrokkene 1] met [medeverdachte] in contact is gekomen door hem verzonnen is. [betrokkene 1] heeft [medeverdachte] benaderd en niet andersom. Voorts stel ik vast dat de aangifte en de latere getuigeverklaring van [betrokkene 1] bij de R-C op veel punten niet overeen komen.
(…)
Conclusie moet zijn dat de aangifte van [betrokkene 1] op een aantal belangrijke onderdelen, zoals de aanleiding, zijn eigen rol en wie er betrokken was bij de vermeende afpersing, volledig verzonnen is. Zijn verklaringen op deze onderdelen vinden hun weerlegging in ander bewijs materiaal, vinden op geen enkel punt steun in het dossier en zijn op essentiële punten strijdig met zijn eigen getuigenverklaring bij de R-C. De aangifte en getuigenverklaring zijn dan ook zodanig onbetrouwbaar dat ze niet bruikbaar zijn voor het bewijs, ook niet deels en ik verzoek uw hof deze verklaringen van het bewijs uit te sluiten. Er resteert dan onvoldoende bewijs voor een bewezenverklaring van het telastegelegde.’