ECLI:NL:PHR:2018:276
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in cassatieberoep wegens het niet indienen van middelen van cassatie
In deze zaak betreft het een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 8 juni 2016. De verdachte heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld, maar er zijn geen middelen van cassatie ingediend. De aanzegging, zoals bedoeld in artikel 435, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), is geldig betekend. Volgens artikel 437, tweede lid, Sv dient er binnen twee maanden na de betekening van de aanzegging door een raadsman een schriftuur met middelen van cassatie te worden ingediend. Aangezien er bij de Hoge Raad niet tijdig een schriftuur is ingediend, wordt de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het cassatieberoep, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen.