ECLI:NL:PHR:2017:501
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Doodslag en wegmaken van lijk met betrekking tot de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen
In deze zaak heeft het gerechtshof Den Haag op 6 mei 2015 de verdachte veroordeeld voor doodslag en het verbergen van een lijk, met een gevangenisstraf van negen jaar en terbeschikkingstelling met verpleging. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij twee middelen van cassatie zijn ingediend. Het eerste middel betreft de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen, met name die van getuige [betrokkene 1]. De verdediging betwist de betrouwbaarheid van deze getuigenverklaring, maar het hof heeft deze verklaring als betrouwbaar beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat het slachtoffer, [slachtoffer], op 19 februari 2012 naar de woning van de verdachte is gegaan en daar is overleden. De verdachte heeft het lichaam van het slachtoffer op 22 februari 2012 in het Rijn-Schie-Kanaal gedeponeerd. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft beroofd en dat de verklaringen van getuige [betrokkene 1] voldoende bewijs bieden voor de veroordeling. Het tweede middel betreft de schending van de redelijke termijn in de cassatiefase, waarbij de Hoge Raad heeft vastgesteld dat de termijnoverschrijdingen leiden tot een verlaging van de opgelegde straf. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de opgelegde straf moet worden verminderd en dat het beroep voor het overige moet worden verworpen.