Conclusie
4.Het eerste middel
5.Het tweede middel
2. De standpunten van klager, de raadsvrouw en de officier van justitie
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beklagprocedure naar aanleiding van een doorzoeking in de woning van de klager, een ondernemer, in het kader van een Duits rechtshulpverzoek. Tijdens de doorzoeking zijn verschillende voorwerpen in beslag genomen, waaronder twee registermappen en twee ordners met als opschrift 'geheimhouderstukken'. De klager heeft aangevoerd dat deze stukken geheimhouderstukken zijn en dat de inbeslagname onrechtmatig was. De rechtbank Overijssel heeft het beklag van de klager ongegrond verklaard en het verzoek tot vernietiging van een foto van een brief, gemaakt tijdens de doorzoeking, niet-ontvankelijk verklaard. De klager heeft beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat de klager geen geheimhouder is en zich niet kan beroepen op een verschoningsrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inbeslaggenomen stukken niet zijn aangemerkt als geheimhouderstukken, omdat de klager niet kan aantonen dat hij recht heeft op een dergelijk beroep. De Hoge Raad bevestigt dat de bevoegdheid tot doorzoeking en inbeslagneming in het kader van rechtshulpverzoeken ook de mogelijkheid omvat om gegevens vast te leggen, zoals het maken van foto's. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de klager onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn stelling dat de foto van de brief een geheimhouderstuk betreft. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.