ECLI:NL:PHR:2017:409

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
14 april 2017
Publicatiedatum
8 juni 2017
Zaaknummer
17/00915
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens ontbreken handtekening advocaat

In deze zaak heeft verzoeker tot cassatie op 16 februari 2017 een verzoekschrift ingediend bij de Hoge Raad, waarin hij beroep in cassatie wilde instellen tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel van 23 november 2016. Deze beschikking verklaarde het beroep van verzoeker, ingesteld op basis van artikel 69 van de Wet inrichting landelijk gebied, ongegrond. Het betrof een besluit van de uitvoeringscommissie Saasveld-Gammelke over de geldelijke regelingen voor het herverkavelingsblok 'Saasveld-Gammelke'.

Echter, het verzoekschrift was niet ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, wat een vereiste is volgens artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De griffie van de Hoge Raad heeft verzoeker op 23 februari 2017 geïnformeerd over dit verzuim en hem de mogelijkheid geboden om dit binnen twee weken te herstellen. Verzoeker gaf aan dat hij geen advocaat bij de Hoge Raad kende en dat hij zijn zaak zelf wilde verdedigen.

Op 7 maart 2017 verzocht verzoeker om uitstel voor het herstel van het verzuim, maar dit verzoek werd afgewezen. De waarnemend griffier heeft op 29 maart 2017 bevestigd dat er geen verder uitstel zou worden verleend. Aangezien verzoeker het gebrek in zijn cassatieverzoekschrift niet heeft hersteld, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 426a lid 1 Rv. De conclusie van de Procureur-Generaal was dan ook dat verzoeker niet-ontvankelijk verklaard moest worden in zijn cassatieberoep.

Conclusie

Zaaknr: 17/00915
mr. E.M. Wesseling-van Gent
Zitting: 14 april 2017
Conclusie art. 80a RO inzake:
[verzoeker]
tegen
Uitvoeringscommissie Saasveld-Gammelke
1. Bij brief van 16 februari 2017, die op 21 februari 2017 is ontvangen door de griffie van de Hoge Raad, heeft verzoeker tot cassatie (hierna: verzoeker) te kennen gegeven beroep in cassatie te willen instellen tegen de bijgevoegde beschikking van de rechtbank Overijssel van 23 november 2016. In deze beschikking heeft de rechtbank het door verzoeker ingevolge art. 69 Wet inrichting landelijk gebied ingestelde beroep tegen het besluit van de uitvoeringscommissie Saasveld-Gammelke tot vaststelling van de lijst der geldelijke regelingen voor het herverkavelingsblok “Saasveld-Gammelke” ongegrond verklaard.
2. Genoemde brief is niet ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad en bevat onderaan de mededeling dat verzoeker zijn zaak zelf gaat verdedigen omdat hij geen advocaat bij de Hoge Raad kent.
3. De griffie van de Hoge Raad heeft verzoeker bij brief van 23 februari 2017 bericht dat de door verzoeker ingediende brief niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad en dat dit verzuim binnen twee weken na binnenkomst van de brief op de griffie door een advocaat bij de Hoge Raad kan worden hersteld. Voorts is erop gewezen dat de Hoge Raad verzoeker niet-ontvankelijk in het cassatieberoep kan verklaren wanneer het herstel van dit verzuim niet tijdig plaatsvindt en dat verzoeker bij het voortzetten van zijn cassatieberoep griffierecht is verschuldigd.
4. Bij brief, ingekomen bij de Hoge Raad op 7 maart 2017, heeft verzoeker verzocht om uitstel voor herstel van het verzuim. De rolraadsheer heeft dit verzoek afgewezen. Vervolgens heeft de waarnemend griffier bij brief van 29 maart 2017 aan verzoeker medegedeeld dat geen verder uitstel wordt verleend.
5. Het niet herstellen van het gebrek in het cassatieverzoekschrift brengt mee dat niet is voldaan aan het vereiste in art. 426a lid 1 Rv (vgl. HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:833, RvdW 2014/559).
6. De conclusie strekt derhalve tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G