ECLI:NL:PHR:2017:409
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens ontbreken handtekening advocaat
In deze zaak heeft verzoeker tot cassatie op 16 februari 2017 een verzoekschrift ingediend bij de Hoge Raad, waarin hij beroep in cassatie wilde instellen tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel van 23 november 2016. Deze beschikking verklaarde het beroep van verzoeker, ingesteld op basis van artikel 69 van de Wet inrichting landelijk gebied, ongegrond. Het betrof een besluit van de uitvoeringscommissie Saasveld-Gammelke over de geldelijke regelingen voor het herverkavelingsblok 'Saasveld-Gammelke'.
Echter, het verzoekschrift was niet ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, wat een vereiste is volgens artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De griffie van de Hoge Raad heeft verzoeker op 23 februari 2017 geïnformeerd over dit verzuim en hem de mogelijkheid geboden om dit binnen twee weken te herstellen. Verzoeker gaf aan dat hij geen advocaat bij de Hoge Raad kende en dat hij zijn zaak zelf wilde verdedigen.
Op 7 maart 2017 verzocht verzoeker om uitstel voor het herstel van het verzuim, maar dit verzoek werd afgewezen. De waarnemend griffier heeft op 29 maart 2017 bevestigd dat er geen verder uitstel zou worden verleend. Aangezien verzoeker het gebrek in zijn cassatieverzoekschrift niet heeft hersteld, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 426a lid 1 Rv. De conclusie van de Procureur-Generaal was dan ook dat verzoeker niet-ontvankelijk verklaard moest worden in zijn cassatieberoep.