Conclusie
Nr. 15/04317
Mr. Machielse
Zitting 23 augustus 2016 (bij vervroeging)
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem heeft verdachte op 1 september 2015 voor: verduistering veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
2. Mr. S Grilk, advocaat te Arnhem, heeft cassatie ingesteld en samen met mr. S.P.W. van 't Hullenaar, eveneens advocaat te Arnhem, een schriftuur ingediend houdende een middel van cassatie.
3.1. Het middel keert zich tegen het oordeel van het hof dat verdachte zich de auto wederrechtelijk heeft toegeëigend en meent dat de motivering van deze bewezenverklaring tekortschiet.
3.2. Verdachte is ervoor veroordeeld dat
"hij in de periode van 31 juli 2013 tot 16 oktober 2013 te 't Harde, gemeente Elburg, althans in Nederland opzettelijk een auto (kenteken [AA-00-BB]), toebehorende aan [A], welk goed verdachte had gehuurd en aldus anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend."
Het arrest bevat ook nog een overweging met betrekking tot het bewijs met de volgende inhoud:
"Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.
Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De verdediging heeft, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 18 november 2009 (ECLI:NL:HR:2008:BF0199) en de daarbij behorende conclusie van de advocaat-generaal, betoogd dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Verdachte heeft verklaard de auto voor onbepaalde tijd te hebben gehuurd. De door aangever overgelegde huurovereenkomsten voor bepaalde tijd zijn niet ondertekend en kunnen derhalve niet voor het bewijs worden gebezigd. Bij gebrek aan steunbewijs dient verdachte worden vrijgesproken.
Blijkens de aangifte had verdachte de auto voor bepaalde tijd (tot eind juli) gehuurd. Op 31 juli 2013 was de auto nog niet teruggebracht en heeft aangever een factuur gestuurd. De automatische incasso werd gestorneerd door de bank. Aangever heeft hierop herhaaldelijk getracht om in contact te komen met verdachte maar hij bleek ontraceerbaar. Ook verdachte heeft verklaard dat de huur aanvankelijk voor bepaalde tijd was aangegaan. De stelling van verdachte, inhoudende dat hij nadien de huurtermijn voor onbepaalde tijd had verlengd, wordt op geen enkele wijze ondersteund."
3.2. Uit de inhoud van gebezigde bewijsmiddelen is – kort gezegd – af te leiden dat verdachte een auto heeft gehuurd voor een bepaalde periode, welke tot 31 juli 2013 zou duren. Op die dag werd de auto niet teruggebracht en heeft de verhuurder tevergeefs contact gezocht met verdachte en hem rekeningen gestuurd. Verdachte heeft erkend dat hij de auto heeft gehuurd. Verbalisant heeft nog getracht te bemiddelen tussen verhuurder en huurder over de betaling van de facturen, maar verdachte is een toezegging om daartoe over te gaan niet nagekomen.
3.3. Het enkele niet op tijd terugbrengen van wat men heeft gehuurd levert nog geen wederrechtelijke toeëigening op. [1] Onder omstandigheden kan dat anders zijn wanneer daar nog meer bij komt. Bijvoorbeeld wanneer
"i) de verdachte vanaf januari 2000 is gestopt met de betaling van huurtermijnen, doch de auto blijkens nadien bij het garagebedrijf binnengekomen bekeuringen en een schademelding is blijven gebruiken;
ii) de garagehouder een aantal malen telefonisch contact heeft gehad met de verdachte om afspraken te maken over het inleveren van de huurauto, welke afspraken door de verdachte niet zijn nagekomen;
iii) de verdachte sedertdien onbereikbaar bleek omdat zijn telefoon was afgesloten, aangetekende post door hem niet werd afgehaald en hij niet reageerde op ingesproken voicemail berichten, zodat het voor het garagebedrijf onmogelijk, althans aanmerkelijk bemoeilijkt werd de auto weer terug te krijgen." [2]
Voor wederrechtelijke toeëigening is nodig het zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikken. [3] Van zo een daad blijkt niet uit de bewijsvoering. Uit bewijsmiddel 2 maak ik op dat de auto door verbalisanten onder verdachte is aangetroffen. Verdachte heeft dus enkel de auto ten onrechte, zonder daarvoor te betalen, onder zich gehouden. Van bijzondere extra omstandigheden blijkt niet.
Het middel slaagt.
4. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het hof teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden