ECLI:NL:PHR:2016:1438
Parket bij de Hoge Raad
- A.E. Harteveld
- J.J.M. Brands-van Mullem
- M. van der Horst
- J.L.E. Marchal
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen de beslissingen van de rechtbank over inbeslaggenomen stukken en gegevensdragers in het kader van strafvorderlijk onderzoek
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door het Openbaar Ministerie tegen de beslissingen van de rechtbank Limburg met betrekking tot inbeslaggenomen stukken en gegevensdragers. De rechtbank had eerder een klaagschrift van de klaagsters, [klaagster 1] en [klaagster 2], gedeeltelijk gegrond verklaard, waarbij het OM werd opgedragen om aan te geven welke inbeslaggenomen voorwerpen en gegevens relevant waren voor de waarheidsvinding in het strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank oordeelde dat het OM onvoldoende had aangetoond dat het voortduren van het beslag op de meeste inbeslaggenomen stukken noodzakelijk was voor de waarheidsvinding, met uitzondering van enkele stukken die betrekking hadden op de transacties rond de [a-straat 1]. De officier van justitie had in zijn verweer gesteld dat de inbeslaggenomen stukken konden bijdragen aan het onderzoek naar wederrechtelijk verkregen voordeel en andere strafbare feiten. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank een te hoge eis heeft gesteld aan het OM door te verlangen dat per inbeslaggenomen stuk duidelijk werd gemaakt hoe het bijdroeg aan de waarheidsvinding. De Hoge Raad vernietigt de eindbeschikking van de rechtbank, maar laat de eerdere tussenbeschikking van 15 juli 2014 in stand. Dit betekent dat de rechtbank opnieuw moet beoordelen welke stukken en gegevens teruggegeven kunnen worden aan de klaagsters, met inachtneming van de richtlijnen van de Hoge Raad.