Nr. 14/02873
Zitting: 10 november 2015
Mr. Hofstee
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Verzoeker is bij arrest van 20 mei 2014 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “valsheid in geschrift en opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst” veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, en tot een taakstraf voor de duur van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen hechtenis.
2. Namens verzoeker heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur vijf middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het Hof heeft ten laste van verzoeker bewezenverklaard dat:
“hij op 13 april 2005, in de gemeente Bunnik, opzettelijk als in het register VastgoedCert geregistreerd-taxateur een taxatierapport (gedateerd op 13 april 2005) inhoudend de onderhandse verkoopwaarde (vrij van huur en gebruik) van percelen weiland gelegen aan de [a-straat] te Baarn op de navolgende kadastrale percelen: gemeente Baarn, sectie [A] , nummers [001] en/of [002] en/of [003] , zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid een onderhandse verkoopwaarde (vrij van huur en gebruik) van 2.200.000 euro van voorgenoemd percelen weiland/grond opgenomen terwijl de waarde (in het economische verkeer) meer dan 2.200.000 euro, bedroeg, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
dat hij, verdachte, op 14 april 2005 in de gemeente Hilversum, opzettelijk een kopie van voorgenoemd vals taxatierapport (D-130), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, heeft afgeleverd bij het notariskantoor [B] te Hilversum, terwijl hij, verdachte, wist dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, namelijk
- dat de waardebepaling in het voorgenoemde kopie taxatierapport te weten een onderhandse verkoopwaarde (vrij van huur en gebruik) van 2.200.000 euro opgenomen zou worden in de akte van levering van voorgenoemd perceel (D-002) door of namens een notaris van [B] te Hilversum en
- dat de in het taxatierapport vermelde waarde zou dienen als grondslag voor de aangifte overdrachtsbelasting”
4. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt overzichtsproces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD, genummerd 44139, opgemaakt door [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , allen ambtenaar van de Belastingdienst en buitengewoon opsporingsambtenaar gesloten op 16 juli 2010.
1. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor (V01-001, pagina 87 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ben een taxateur. Vanaf 2000 ben ik gaan werken bij [C] . Zo’n vijf jaar geleden ben ik vertrokken bij [C] en ben ik zelfstandig begonnen als makelaar/taxateur. Ik sta ingeschreven in het register VastgoedCert. U toont mij het taxatierapport “Percelen weiland aan de [a-straat] te Baarn” opgemaakt door [verdachte] van 13 april 2005, gecodeerd D-130. Ik herken mijn handtekening. De inhoud komt mij ook bekend voor. [betrokkene 1] staat met naam genoemd in dit taxatierapport, maar de feitelijke opdracht heb ik ontvangen van [betrokkene 2] van [C] . Hij heeft mij verteld dat de taxatie in opdracht was van [betrokkene 1] . Het doel van het opmaken van het taxatierapport is mij verteld door [betrokkene 2] want [betrokkene 1] wilde het op dat moment kopen. Dus deze taxatie was ten behoeve van een aankoop door [betrokkene 1] .
Ik heb het taxatierapport van 13 april 2005 verstrekt aan het notariskantoor [B] te Hilversum. Ik denk dat ik op 14 april 2005 het taxatierapport daar heb afgegeven. Ik neem aan dat dit te maken heeft gehad met de juridische levering. Op het moment dat er een juridisch levering plaats vindt, dan veronderstel ik dat de notaris een taxatierapport nodig heeft.
Toen mij duidelijk werd dat het taxatierapport gebruikt werd voor de overdrachtsbelasting heb ik het rapport niet ingetrokken. Ik heb de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik op 13 april 2005 vastgesteld op € 2.200.000 k.k. Deze waarde is gelijk aan de waarde in het economisch verkeer.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakt bovenoemd overzichtsproces-verbaal (OPV-01, pagina 8 e.v.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 26 februari 1999 zijn twee percelen weiland in de Noordschil te Baarn, met een totale oppervlakte van ongeveer 8,8143 hectare, verkocht aan [betrokkene 1] voor een koopsom van fl. 2.820.575. De overdracht van de percelen aan [betrokkene 1] heeft plaatsgevonden in twee fasen. Op 15 maart 1999 is het economische eigendom overgedragen aan [betrokkene 1] . Hiervan heeft op 21 april 2005 de juridische overdracht plaatsgevonden. Voor de bepaling van de verschuldigde overdrachtsbelasting bij de juridische levering heeft verdachte [verdachte] een taxatierapport d.d. 13 april 2005 opgemaakt.
Door verdachte [verdachte] en [betrokkene 2] is in opdracht van [betrokkene 1] een taxatie van de percelen uitgevoerd waarbij volgens het taxatierapport van l juli 2003 een waarde in het economisch verkeer is toegekend van € 7.620.000.
In het taxatierapport van 13 april 2005, opgemaakt door verdachte, is de waarde van de percelen grond vastgesteld op € 2.200.000.
In het taxatierapport van 1 december 2005, opgemaakt door [betrokkene 3] van [D] , is de waarde van de percelen grond vastgesteld op € 8.260.000.
In het taxatierapport van 2 december 2005, opgemaakt door verdachte, is de waarde van de percelen grond vastgesteld op € 8.285.000.
3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering (bijlage D-001, pagina 627 e.v. en bijlage D-130, pagina 1141 e.v.) te weten een taxatierapport van 13 april 2005, opgesteld door verdachte, voor zover inhoudende:
Ondergetekende, [verdachte] , makelaar in en taxateur van onroerende zaken, ingeschreven in het register VastgoedCert, gevestigd te Bunnik, verklaart ten verzoeke van [betrokkene 1] , te hebben opgenomen en gewaardeerd enige percelen weiland, gelegen tussen de [a-straat] en de Rijksweg Al te Baarn, met een gezamenlijke oppervlakte van 88.143 m2. Het getaxeerde is gelegen op de volgende kadastrale percelen: Gemeente Baarn, sectie [A] , nummers [001] en [003] .
Waardebepaling: 88.143 m2 à € 25 per m2 = € 2.203.575.
De onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik: € 2.200.00 (ik begrijp: 2.200.000, AG).
Opgemaakt te Bunnik op 13 april 2005.
4. Een geschrift als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering (bijlage D- 002, pagina 632 e.v.) te weten een akte van levering van [betrokkene 4] , notaris van [B] te Hilversum d.d. 21 april 2005, voor zover inhoudende:
Aan [betrokkene 1] wordt geleverd enige percelen weiland, gelegen tussen [a-straat] en de Rijksweg Al te Baarn, kadastraal bekend gemeente Baarn, sectie [A] , nummers [003] en [002] .
Blijkens een door [verdachte] , makelaar in en taxateur van onroerende zaken gevestigd te Bunnik, op 13 april 2005 opgesteld taxatierapport bedraagt de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik op € 2.200.000.
5. Een geschrift als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering (bijlage D-001, pagina 627 e.v. en bijlage D-130, pagina 1141 e.v.) te weten een taxatierapport van 16 januari 2009, opgesteld door [betrokkene 5] , als taxateur onroerende zaken werkzaam bij de belastingdienst (bijgevoegd).
6. De verklaring van de deskundige A.C. Hordijk, emeritus hoogleraar taxatieleer afgelegd ter terechtzitting van het hof op 6 mei 2014, zakelijk weergegeven:
De grond is in 1999 gekocht. Ik begrijp nu van de verdachte dat het taxatierapport in 2003 een scenarioanalyse is. In april 2005 was het streekplan inmiddels goedgekeurd. Dan kan je een opgaande lijn verwachten. Waarom zijn de onzekerheden niet in de risicoanalyses opgenomen? Die hadden in ieder geval moeten worden genoemd.
Een taxatierapport kan worden gebruikt voor rechtshandelingen. Daarvan moet een taxateur zich bewust zijn.
Er zijn vier taxatierapporten. In alle rapporten wordt hetzelfde waarde begrip gehanteerd. Ik verwacht een bepaalde lijn en die zie ik niet. Ik heb in de rapporten niet gezien dat er bijzondere uitgangspunten of aannames zijn gehanteerd. Dat is in die rapporten niet vermeld.
Ik heb me gehouden aan de taxatierapporten als zodanig. Aan de inhoud daarvan.”
5. Het bestreden arrest houdt, voor zover voor de beoordeling van de middelen van belang, nog het volgende in:
“
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat de door en namens verdachte gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde worden weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt in het bijzonder als volgt.
De belastingdienst heeft in het kader van de landelijke actie "Nokvorst" uit de kadastergegevens aangaande aan- en verkopen vastgoed een opvallende transactie door [betrokkene 1] geselecteerd voor onderzoek vanwege een hoog prijsverschil. Het betreft de juridische verkrijging door [betrokkene 1] in privé op 21 april 2005 van percelen grond aan de [a-straat] in de ‘Noordschil’ te Baarn waarbij die grond werd gewaardeerd op € 2.200.000 en de verkoop ervan op 29 december 2005 aan een besloten vennootschap van [betrokkene 1] voor een bedrag van € 8.260.000.
Op verzoek of in opdracht van [betrokkene 1] is ten aanzien van de bovengenoemde percelen een aantal taxatierapporten opgemaakt en wel op 1 juli 2003, 13 april 2005, 1 december 2005 en 2 december 2005.
In het taxatierapport d.d. 1 juli 2003, opgemaakt door onder andere verdachte, is de waarde van de percelen grond vastgesteld op € 7.620.000.
In het - in de tenlastelegging genoemde - taxatierapport d.d. 13 april 2005, opgemaakt door verdachte, is de waarde van de percelen grond vastgesteld op € 2.200.000.
In het taxatierapport d.d. 1 december 2005, opgemaakt door [betrokkene 3] van [D] (bij welke onderneming deze opdracht via verdachte was binnengekomen), is de waarde van de percelen grond vastgesteld op € 8.260.000.
In het taxatierapport d.d. 2 december 2005, opgemaakt door verdachte, is de waarde van de percelen grond vastgesteld op € 8.285.000.
De rechtbank en de advocaat-generaal zijn van oordeel dat verdachte het taxatierapport vals heeft opgemaakt, omdat de waarde van € 2.200.000 te laag is, gelet op de waarden in de andere rapporten en gelet op het feit dat een waardestijging vanaf 2003 in de lijn der verwachting zou liggen, gezien de stand van zaken in het besluitvormingsproces inzake de realisering van bouwmogelijkheden op de grond in de Noordschil op dat moment.
De verdediging heeft - kort gezegd - betoogd dat de verschillen tussen de rapporten verklaarbaar zijn omdat andere uitgangspunten zijn gehanteerd. De rapporten van juli 2003 en december 2005 betreffen taxaties onder bijzondere aannames, uitgaande van een toekomstig (bebouwings)scenario. De taxatie van 13 april 2005 is de enige taxatie waarin reëel naar de waarde van het perceel op die datum is gekeken, aldus de verdediging.
Met de verdediging gaat het hof er van uit dat de taxaties van juli 2003 en december 2005 taxaties onder bijzondere aannames betreffen, waarbij bepaalde risico’s zijn geëlimineerd. Dat betekent in casu dat in die rapporten ervan uit is gegaan dat op het perceel zeker bebouwing gaat plaatsvinden en wel binnen een bepaalde termijn. Het hof gaat er - eveneens met de verdediging - van uit dat het taxatierapport van 13 april 2005 een waardering naar de waarde in het economisch verkeer is (1)zonder eliminatie van bedoelde risico’s.
Het hof is echter anders dan de verdediging van oordeel dat, ook als er van wordt uitgegaan dat de rapporten van juli 2003 en december 2005 enerzijds en het rapport van 13 april 2005 anderzijds zijn gebaseerd op verschillende uitgangspunten, de waarde genoemd in het rapport van 13 april 2005 onverklaarbaar laag is. Het enorme verschil tussen de door verdachte gedane taxaties van € 2.200.000 op 13 april 2005 en € 8.285.000 op 2 december 2005 kan niet uitsluitend worden verklaard door de eliminatie van de risico’s in het rapport van 2 december 2005. De percelen moeten naar het oordeel van het hof in april 2005 aanzienlijk meer waard zijn geweest dan € 2.200.000. Dat wordt bevestigd door het taxatierapport van de belastingdienst van 16 januari 2009. In dat rapport is de waarde in het economisch verkeer van de percelen per 21 april 2005 geschat op € 6.800.000. Dat is naar het oordeel van het hof een meer realistische waardering van de percelen grond. Het vorenstaande kan, in samenhang bezien met de overige gedingstukken en de door verdachte gegeven verklaringen, tot geen andere conclusie leiden dan dat waarde van € 2.200.000, opgenomen in het rapport van 13 april 2005, in strijd met de waarheid is, dat verdachte zich daarvan bewust is geweest en dat het rapport in zoverre opzettelijk valselijk is opgemaakt.
1 Ook wel: de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik”
6. Verzoeker is veroordeeld voor het plegen van valsheid in geschrifte en het afleveren van een valselijk opgemaakt geschrift, een en ander als bedoeld in art. 225, eerste onderscheidenlijk tweede lid, Sr. Deze bepalingen luiden als volgt:
“1. Hij die een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt als schuldig aan valsheid in geschrift gestraft, met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst dan wel opzettelijk zodanig geschrift aflevert of voorhanden heeft, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik.”
7. Het geschrift dat volgens het Hof valselijk door verzoeker is opgemaakt en daarna is afgeleverd, betreft het taxatierapport van 13 april 2005 inzake percelen weiland, gelegen tussen de [a-straat] en de Rijksweg A1 te Baarn, met een gezamenlijke oppervlakte van 88.143 m². In dit taxatierapport heeft verzoeker de prijzen voor gronden als de onderhavige, met een agrarische bestemming waarvoor men een bestemmingswijziging naar woningbouw en bedrijfsbebouwing voorziet, in de regio getaxeerd op € 25,- per m² en aldus de onderhandse verkoopwaarde “vrij van huur en gebruik” bepaald op € 2.200.000,- kosten koper. In vier andere taxatierapporten - ik geef aanstonds een overzicht en een samenvatting van de inhoud van ook deze rapporten - zijn de percelen op een waarde getaxeerd die zich bevinden binnen een bandbreedte die gelegen is tussen € 6.800.000,- en € 8.285.000,–. Het is wel duidelijk dat het door verzoeker opgestelde taxatierapport van 13 april 2005 tegenover het viertal andere rapporten een groot verschil in getaxeerde verkoopwaarde laat zien. Het is dit waardeverschil waarop de conclusies van het Hof berusten dat verzoeker in strijd met de waarheid een te laag bedrag bij onderhandse verkoop in het rapport van 13 april 2005 heeft vermeld, dat hij zich daarvan bewust is geweest, dat dit rapport in zoverre opzettelijk valselijk door verzoeker is opgemaakt en dat verzoeker dit valse taxatierapport opzettelijk heeft afgeleverd bij een notariskantoor, wetende dat dit taxatierapport bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, waaraan volgens het Hof niet afdoet dat de uitgangspunten in de rapporten van elkaar verschillen.
8. De vijf rapporten houden, in door mij samengevatte en deels geparafraseerde vorm, aan uitgangspunten en bevindingen het volgende in, waarbij er vooraf op zij gewezen dat het Hof daarvan enkel het tweede (dat wil zeggen enkele passages daaruit) en het vijfde taxatierapport voor het bewijs gebruikt: