ECLI:NL:PHR:2014:2291

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
14/00730
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • A. Aben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van oplichting en bewijsvoering in strafzaak

In deze zaak, behandeld door de Hoge Raad op 28 oktober 2014, betreft het een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verdachte is veroordeeld voor oplichting, meermalen gepleegd, waarbij het hof de bewezenverklaring van de rechtbank Midden Nederland heeft bevestigd. De verdachte heeft in de periode van 4 juni 2010 tot en met 23 juni 2010, door middel van listige kunstgrepen, een slachtoffer, aangeduid als [betrokkene 1], bewogen tot de afgifte van in totaal €50.000,-. De verdachte heeft zich voorgedaan als makelaar en heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen van het slachtoffer, die geestelijk niet helemaal in orde was. De Hoge Raad heeft de kwalificatie van de bewezenverklaring verbeterd, maar oordeelt dat het middel van de verdachte steunt op een verkeerde lezing van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad concludeert dat de bewijsvoering voldoende is om de veroordeling te handhaven, ondanks de klachten van de verdachte over de toereikendheid van het bewijs.

De zaak draait om de vraag of de verdachte door een samenweefsel van verdichtsels het slachtoffer heeft bewogen tot afgifte van geld. De Hoge Raad benadrukt dat voor de beoordeling van een samenweefsel van verdichtsels niet alleen de leugenachtige mededelingen van de verdachte van belang zijn, maar ook de omstandigheden van het geval, zoals de persoonlijkheid van het slachtoffer en de aard van de mededelingen. De Hoge Raad stelt vast dat de verdachte door zijn leugens en misbruik van het vertrouwen van het slachtoffer, die geestelijk kwetsbaar was, heeft bijgedragen aan de afgifte van het geld. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft geen gronden gevonden voor vernietiging van het bestreden arrest.

Conclusie

Nr. 14/00730
Zitting: 28 oktober 2014
Mr. Aben
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, heeft bij arrest van 28 januari 2014, behoudens ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, bevestigd het vonnis van de rechtbank Midden Nederland van 7 oktober 2013 waarin de verdachte ter zake van 1
“oplichting”en 2
“diefstal”is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Het bestreden arrest bevat voorts een bijkomende beslissing.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het onder 1 bewezenverklaarde niet uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan volgen, meer in het bijzonder niet dat de verdachte “door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels” het slachtoffer tot afgifte van geld heeft bewogen.
4. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat hij:
“in de periode van 4 juni 2010 tot en met 23 juni 2010 te Baarn met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels [betrokkene 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal 50.000 (vijftigduizend) euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid tegen/aan voornoemde [betrokkene 1]
- op 4 juni 2010 gezegd dat hij onkosten had gemaakt voor het ontruimen van de voormalige woning van die [betrokkene 1] en voor opslag van goederen uit die woning, en daarbij heeft gezegd dat deze kosten voor rekening van de verkoper komen, en vervolgens
- op 17 juni 2010 gevraagd of hij een geldbedrag van 10.000 (tienduizend) euro mocht lenen ten behoeve van de aankoop van een woning en vervolgens
- op 21 juni 2010 aan die [betrokkene 1] gevraagd of hij een geldbedrag van 10.000 (tienduizend) euro mocht lenen ten behoeve van de aankoop van een woning, en vervolgens
- op 22 juni 2010 gevraagd of hij een geldbedrag van 10.000 (tienduizend) euro mocht lenen en vervolgens
- op 23 juni 2010 gevraagd of hij een geldbedrag van 10.000 (tienduizend) euro mocht lenen,
en voorts gezegd dat hij de geldbedragen snel zou terugbetalen, en daarbij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat die [betrokkene 1] in verdachte had uit hoofde van zijn functie/beroep als makelaar en daarbij misbruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes, wetenschap omtrent de geestelijke gesteldheid (de persoonlijkheidsstoornis) van die [betrokkene 1], waardoor zij werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.”
5. De bewijsvoering houdt, met inbegrip van hier niet overgenomen voetnoten, het volgende in:
“[betrokkene 1] is op 28 april 2010 verhuisd vanuit haar woning aan de [a straat] in Maarssen naar De Blinkert van het Leger des Heils te Baarn. De woning van [betrokkene 1] is aangekocht door [A]. [B] uit Leerdam heeft het leeghalen van de woning van [betrokkene 1] en de opslag van enkele goederen geregeld.
Op 4 juni 2010 kwam 's ochtends de man van [B] in De Blinkert in Baarn. Hij vroeg [betrokkene 1] om geld voor de onkosten die hij voor haar had gemaakt bij het leeghalen en afvoeren van de goederen uit haar woning. Hij berekende ook de opslag van de goederen. De man vroeg haar een bedrag van € 10.000,- waarmee hij de onvoorziene kosten kon betalen. [betrokkene 1] stemde hiermee in. [betrokkene 1] heeft nog tegen [betrokkene 2] (de rechtbank begrijpt telkens: [betrokkene 2]), medewerkster bij De Blinkert, gezegd dat zij met de man van het [B] naar de bank ging.
[betrokkene 1] is samen met hem in zijn zwarte personenauto van het merk Mercedes naar de ABN/AMRO-bank aan de Laanstraat 36 te Baarn gereden. [betrokkene 1] is alleen naar de bank gegaan terwijl de man in zijn auto bleef zitten. In de bank werd [betrokkene 1] geholpen door een mannelijke bediende die haar opnamelimiet heeft verhoogd tot € 10.000,- per dag.
Vervolgens heeft ze 5 keer € 2.000,- gepind. [betrokkene 1] is door dezelfde bankmedewerker tot de geparkeerde Mercedes begeleid. [betrokkene 1] heeft het totaalbedrag van € 10.000,- in de auto aan de man gegeven.
Op 17 juni 2010 kwam die man bij [betrokkene 1] in De Blinkert. Hij vroeg [betrokkene 1] of hij € 10.000,- van haar kon lenen in verband met de aankoop van een woning. [betrokkene 1] is die dag samen met hem naar de bank gereden en heeft daar 5 keer € 2.000,- gepind. Ze reden in zijn zwarte Mercedes naar de bank. Zij heeft de man in de auto € 10.000,- gegeven.
Op 21 juni 2010 kwam die man weer bij [betrokkene 1] in De Blinkert. Hij vroeg om meer geld omdat hij niet genoeg geld had voor de woning. [betrokkene 1] is met de man meegereden en heeft daar weer 5 keer € 2.000,- gepind. Zij heeft hem in de auto een bedrag van € 10.000,- gegeven.
Op 22 juni 2010 kwam de man weer en vroeg hij om nog meer geld. Hij zei dat hij het geld snel terug zou betalen. [betrokkene 1] is met hem naar de bank gegaan en heeft daar weer 5 keer € 2.000,- gepind. Zij heeft hem dit geld wederom in de auto gegeven.
Op 23 juni 2010 kwam de man weer. Hij zei dat hij het geld zou terugbetalen maar dat hij nog € 10.000,- moest lenen van [betrokkene 1]. Zij heeft dit geld voor hem bij de bank in 5 keer gepind.
[betrokkene 1] had veel vertrouwen in de man. Hij had haar ervan overtuigd dat hij het geld spoedig zou terugbetalen. De mensen die de man hebben aangesproken zijn de mannelijke bankbediende en [betrokkene 2] van De Blinkert, aldus [betrokkene 1].
[betrokkene 2] is werkzaam als verzorgende in het verpleegtehuis De Blinkert te Baarn. Zij zag op 4 juni 2010 op de eerste verdieping van De Blinkert [betrokkene 1] (de rechtbank begrijpt telkens: [betrokkene 1]) met een man naar de lift lopen. [betrokkene 1] vertelde dat zij met die man, die zij de makelaar noemde, naar de bank ging om geld te halen. [betrokkene 2] vroeg de man hoe laat hij [betrokkene 1] zou terugbrengen. De man vermeed oogcontact met [betrokkene 2].
[betrokkene 2] heeft goed naar de man gekeken. De politie heeft haar een foto van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] getoond. [betrokkene 2] heeft verdachte herkend als de man die op de bewuste dag met [betrokkene 1] in De Blinkert over de gang liep toen ze zei dat ze met de makelaar naar de bank ging om geld te halen. [betrokkene 2] weet 100% zeker dat verdachte die man is.
[betrokkene 3] was op 4 juni 2010 werkzaam bij de ABN/AMRO-bank aan de Laanstraat 36 te Baarn. Op die dag kwam een dame in de bank. Zij vroeg [betrokkene 3] of zij € 10.000,- kon opnemen. [betrokkene 3] heeft haar opnamelimiet verhoogd tot € 10.000,- per dag. Zij heeft in 5 keer een bedrag van € 10.000,- gepind. [betrokkene 3] is met de vrouw meegelopen naar een geparkeerde auto. Het was een grote donkere auto. [betrokkene 3] heeft de bestuurder gegroet.
Op een afschrift van bij- en afschrijvingen van de ABN/AMRO-bankrekening van [betrokkene 1] worden op de volgende tijdstippen de volgende pintransacties van telkens € 2.000,- aan de Laanstraat 36 Fe Baarn vermeld:
- 04-06-2010 te 12.43 uur;
- 04-06-2010 te 12.44 uur;
- 04-06-2010 te 12.45 uur;
- 04-06-2010 te 12.47 uur;
- 04-06-2010 te 12.48 uur;
- 17-06-2010 te 12.10 uur;
- 17-06-2010 te 12.12 uur;
- 17-06-2010 te 12.13 uur;
- 17-06-2010 te 12.14 uur;
- 17-06-2010 te 12.16 uur;
- 21-06-2010 te 14.21 uur;
- 21-06-2010 te 14.23 uur;
- 21-06-2010 te 14.24 uur;
- 21-06-2010 te 14.25 uur;
- 21-06-2010 te 14.32 uur;
- 22-06-2010 te 10.41 uur;
- 22-06-2010 te 10.43 uur;
- 22-06-2010 te 10.44 uur;
- 22-06-2010 te 10.45 uur;
- 22-06-2010 te 10.47 uur;
- 23-06-2010 te 10.27 uur;
- 23-06-2010 te 10.28 uur;
- 23-06-2010 te 10.29 uur;
- 23-06-2010 te 10.30 uur;
- 23-06-2010 te 10.32 uur.
De mobiele telefoon met het nummer [001] ten name van [verdachte] te Leerdam werd op de volgende tijdstippen aangestraald door de volgende zendmasten binnen de gemeente Baarn.
Op 4 juni 2010:
- te 11.38.55 uur, zendmast Zandheuvelweg 4 te Baarn;
- te 11.42.20 uur en te 11.43.05 uur, zendmast Wakkerendijk 270 Eemnes (direct grenzend aan de gemeente Baarn);
- te 11.44.17 uur, zendmast Eemnesserweg 52 te Baarn;
- te 13.04.23 uur, zendmast Zandheuvelweg 4 te Baarn.
Op 17 juni 2010:
- te 11.39.17 uur en te 12.03.57 uur en te 12.11.17 uur en te 12.14.40 uur en te 12.16.52 uur en te 12.27.38 uur, zendmast Eemnesserweg 52 te Baarn.
Op 21 juni 2010:
- te 14.07.35 uur en te 14.16.31 uur, zendmast Eemnesserweg 52 te Baarn.
Op 22 juni 2010:
- te 10.27.06 uur, zendmast Eemnesserweg 52 te Baarn;
- te 10.30.01 uur en 10.31.15 uur en te 10.45.13 uur, zendmast Amalialaan 126 te Baarn;
- te 10.55.55 uur en te 11.02.05 uur, zendmast Eemnesserweg 52 te Baarn;
-te 11.15.46 uur, zendmast Zandheuvelweg 4 te Baarn.
Op 23 juni 2010:
- te 10.07.56 uur en te 10.24.00 uur, zendmast Eemnesserweg 52 te Baarn;
- te 10.28 uur en te 10.30.18 uur en te 10.36.00 uur, zendmast Amalialaan 126 te Baarn;
- te 10.58.35 uur, zendmast Wakkerendijk 270 te Eemnes (direct grenzend aan de gemeente Baarn)
- te 11.00.38 uur, zendmast Zandheuvelweg 4 te Baarn.
[betrokkene 4], enig aandeelhouder bij [A], heeft de woning aan de [a straat] te Maarssen op een veiling aangekocht. [verdachte] deed mee (zou bij doorverkoop delen in de winst of verlies), maar de woning kwam op de naam van [betrokkene 4] als 'inzetter'. Als een woning niet door de huidige eigenaar wordt leeggehaald en opgeruimd, is de koper daarvoor verantwoordelijk en moet de koper de kosten daarvan dragen, aldus [betrokkene 4]. [verdachte] heeft [betrokkene 4] de rekening toegezonden van het opknappen van de woning en mogelijk van het leeghalen van de woning. [betrokkene 4] denkt dat [verdachte] hem ongeveer € 20.000,- heeft doorberekend. [betrokkene 4] heeft dit geld aan [verdachte] overgemaakt.
Verdachte heeft een makelaarskantoor. Hij heeft op 12 maart 2010 samen met [betrokkene 4] een woning gekocht. In die woning woonde [betrokkene 1]. Verdachte heeft van [betrokkene 5], werkzaam bij het Leger des Heils, gehoord dat [betrokkene 1] geestelijk niet helemaal in orde was. Verdachte heeft op 3 februari 2011 verklaard dat hij sinds ongeveer twee of drie jaar in een zwarte Mercedes rijdt. Verdachte maakt gebruik van een mobiele telefoon met het nummer [001]. Hij gebruikt dit nummer minstens zes jaren en heeft zijn mobiele telefoon altijd bij zich.”
6. Voor zover het middel klaagt dat uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat [betrokkene 1] door een listige kunstgreep werd bewogen tot afgifte van de € 50.000,- is het terecht voorgesteld. Uit hetgeen in de bewijsvoering is vastgesteld valt niet af te leiden dat de verdachte een bedrieglijke handeling geschikt om leugenachtige voorwendsels en valse voorstellingen ingang te doen vinden en daaraan kracht bij te zetten heeft verricht. [1] Tot cassatie behoeft dit niet te leiden, nu de Hoge Raad de bewezenverklaring in zoverre verbeterd kan lezen. Verbeterde lezing doet niet af aan de aard en ernst van het bewezenverklaarde.
7. Voorts bevat het middel de klacht dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is geweest van een samenweefsel van verdichtsels. In het middel wordt aangevoerd dat een vraag om een lening geen leugen is. Voorts wordt aangevoerd dat uit de bewijsvoering niet kan blijken dat de mededeling van de verdachte die heeft geleid tot de eerste afgifte – namelijk dat de verdachte kosten had gemaakt voor het leeghalen van de woning van [betrokkene 1] en de opslag van de inboedel daarvan – in strijd met de waarheid was.
8. Met een samenweefsel van verdichtsels wordt bedoeld een opeenstapeling van verbale leugens. [2] Eén enkele leugen is onvoldoende om een samenweefsel van verdichtsels aan te nemen. [3] Het enkele feit dat sprake is van meer dan één leugen is daarentegen niet zonder meer voldoende om van een samenweefsel van verdichtsels te spreken. [4] Omgekeerd hoeven niet alle door de verdachte gedane mededelingen onwaar te zijn: ook ware mededelingen kunnen strekken om aan het onware een schijn van waarheid te geven. [5]
9. De Hoge Raad benadrukt in zijn rechtspraak dat voor het antwoord op de vraag of uit door een verdachte gebezigde leugenachtige mededelingen kan worden afgeleid dat het slachtoffer door een samenweefsel van verdichtsels werd bewogen tot afgifte van een goed, het aankomt op de omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, en de mate waarin de in het algemeen in het maatschap verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer. [6]
10. In zijn conclusie voor HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:952 stelt mijn ambtgenoot Knigge terecht dat de vraag of sprake is van een samenweefsel van verdichtsels niet los gezien kan worden van de vraag naar de psychische causaliteit en daarmee naar de persoonlijkheid van het slachtoffer. Alleen in betrekkelijk uitzonderlijke gevallen waarin sprake is van duidelijke tekorten in het psychisch en maatschappelijk functioneren komt volgens Knigge betekenis toe aan de persoonlijkheid van de verdachte.
11. Uit de bewezenverklaring en de bewijsvoering van de rechtbank, die door het hof zijn bevestigd, blijkt dat het slachtoffer [betrokkene 1] geestelijk niet helemaal in orde was, alsmede dat de verdachte bekend was met die geestelijke gesteldheid van [betrokkene 1]. De verdachte heeft door het vertellen van onwaarheden misbruik gemaakt van die wetenschap en van het vertrouwen dat het slachtoffer in de verdachte had uit hoofde van zijn functie/beroep als makelaar. De verdachte heeft [betrokkene 1] ten onrechte doen geloven dat zij als verkoper van de woning de kosten voor het leeghalen van de woning en de opslag van de inboedel moest dragen. Uit de verklaring van [betrokkene 4], die de woning van het slachtoffer op de veiling had aangekocht, volgt immers dat die kosten voor rekening komen van de koper indien de woning niet door de huidige eigenaar wordt leeggehaald en opgeruimd. Vervolgens is de verdachte in een week tijd tot viermaal toe met losse leugens (namelijk dat de verdachte het geld nodig had voor de aankoop van een woning en dat hij het geld snel zou terugbetalen) bij het slachtoffer teruggekeerd om forse geldbedragen bij haar los te peuteren. Aan de bewering dat het hier om gewone leningen ging heeft het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk geen geloof gehecht.
12. In het licht van het voorgaande is het door het hof bevestigde oordeel van de rechtbank dat [betrokkene 1] door een samenweefsel van verdichtsels werd bewogen tot afgifte van in totaal €50.000,- niet onbegrijpelijk. Dat oordeel is bovendien toereikend gemotiveerd.
13. Het middel faalt.
14. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van het bestreden arrest aanleiding behoort te geven.
15. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG

Voetnoten

1.Vgl. HR 1 november 1920,
2.Vgl. HR 8 januari 1974,
3.Vgl. HR 16 maart 1993, ECLI:NL:HR:1993:AD1846,
4.Vgl. HR 13 november 2012, ECLI:NL:HR:BX0806,
5.Vgl. J.W. Fokkens in Noyon- Langemeijer -Remmelink
6.Vgl. HR 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8600,