ECLI:NL:PHR:2014:2165

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
14/00855
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Bleichrodt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in cassatieberoep wegens niet tijdig indienen van middelen

In deze zaak, die betrekking heeft op profijtontneming, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 december 2013 vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene € 184.145,69 bedraagt. De betrokkene is verplicht dit bedrag aan de Staat te betalen. De zaak is aanhangig gemaakt door de betrokkene, die op 9 december 2013 beroep in cassatie heeft ingesteld. De aanzegging, zoals voorgeschreven in artikel 435, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), is op 28 februari 2014 betekend. Volgens artikel 437, tweede lid, Sv dient een raadsman binnen twee maanden na deze betekening een schriftuur houdende middelen van cassatie in te dienen. In dit geval is er echter geen schriftuur ingediend binnen de gestelde termijn, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid van de betrokkene in het cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is dan ook dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde beroep in cassatie. Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van middelen in cassatieprocedures, en de gevolgen van het niet naleven van deze termijnen.

Conclusie

Nr. 14/00855 P
Zitting: 30 september 2014
Mr. Bleichrodt
Conclusie inzake:
[betrokkene]
1. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, heeft bij uitspraak van 6 december 2013 het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op € 184.145,69 en aan de betrokkene de verplichting tot betaling aan de Staat van datzelfde bedrag opgelegd.
2. Deze zaak hangt samen met de zaken tegen [betrokkene 1] (13/06219 P en 13/06220), [betrokkene 2] (13/06283 en 13/06286 P), [betrokkene 3] (13/06289 en 14/00850 P) en [betrokkene 4] (14/00860 P), in welke zaken ik ook vandaag concludeer.
3. Namens de betrokkene is op 9 december 2013 beroep in cassatie ingesteld. De aanzegging ingevolge art. 435, eerste lid, Sv is op 28 februari 2014 betekend. Art. 437, tweede lid, Sv schrijft voor dat, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen twee maanden na betekening van de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv, door een raadsman een schriftuur houdende middelen wordt ingediend. Binnen de termijn als bedoeld in art. 437, tweede lid, Sv is geen schriftuur houdende middelen bij de Hoge Raad binnengekomen, zodat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde cassatieberoep.
4. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep in cassatie.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG