ECLI:NL:PHR:2013:BZ9956
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van Nederlanderschap en gebruik van valse persoonsgegevens in naturalisatieprocedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vaststelling van het Nederlanderschap van een verzoeker van Sierraleoonse nationaliteit. De rechtbank 's-Gravenhage had op 13 december 2012 het verzoek van de verzoeker tot vaststelling van zijn Nederlandse nationaliteit afgewezen. De verzoeker had eerder, op 13 oktober 2000, het Nederlanderschap verkregen, maar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) stelde dat hij dit had verkregen op basis van valse persoonsgegevens, aangezien hij in werkelijkheid uit Gambia afkomstig zou zijn.
De rechtbank oordeelde dat, gezien het naturalisatiebesluit dateert van vóór 1 april 2003, moest worden beoordeeld of de verzoeker het naturalisatiebesluit had verkregen met gebruikmaking van valse of fictieve persoonsgegevens. De rechtbank concludeerde dat dit het geval was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die zouden rechtvaardigen dat de verzoeker toch als voldoende geïdentificeerd kon worden beschouwd. De verzoeker ging in cassatie tegen deze beslissing.
In de cassatieprocedure werden verschillende middelen aangevoerd. Het eerste middel betoogde dat de verzoeker altijd de juiste persoonsgegevens had verstrekt, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit een feitelijke beoordeling betrof die in cassatie niet aan de orde kon komen. Het tweede middel, dat de rechtbank een onjuiste uitleg had gegeven aan artikel 14 van de Rijkswet op het Nederlanderschap, faalde omdat de rechtbank dit artikel niet had toegepast. Het derde middel, dat de rechtbank een onbegrijpelijk oordeel had gegeven over het ontbreken van bijzondere omstandigheden, werd verworpen omdat er in de gedingstukken geen beroep was gedaan op dergelijke omstandigheden.
De Hoge Raad concludeerde dat de klachten van de verzoeker geen behandeling in cassatie rechtvaardigden en verklaarde het cassatieberoep niet-ontvankelijk op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.