ECLI:NL:PHR:2013:BZ2864
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Compensatie bij langdurige vertraging van vluchten op basis van Verordening (EG) Nr. 261/2004
In deze zaak, die betrekking heeft op het recht op compensatie bij langdurige vertraging van een vlucht, wordt een aanvullende conclusie gepresenteerd na een eerdere aanhouding van de procedure door de Hoge Raad in afwachting van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU). De zaak betreft Martinair Holland N.V. en is van belang voor passagiers die te maken hebben met vertragingen van drie uur of meer, zoals geregeld in de Verordening (EG) Nr. 261/2004. De Hoge Raad had eerder op 15 juni 2012 besloten de procedure aan te houden totdat het HvJEU uitspraak zou doen in de gevoegde zaken C-581/10 (Nelson) en C-629/10 (TUI Travel).
De relevante feiten en het procesverloop zijn eerder uiteengezet in een conclusie van 11 mei 2012, waarin werd geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de bijzondere omstandigheden van deze zaak rechtvaardigen dat de uitspraak wordt aangehouden. Na de prejudiciële beslissing van het HvJEU op 23 oktober 2012, waarin werd bevestigd dat passagiers recht hebben op compensatie bij langdurige vertraging, is de advocaat van Martinair niet verder gegaan met schriftelijke toelichting.
De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat er geen reden is om af te wijken van het eerder ingenomen standpunt, met de opmerking dat Martinair geen belang meer heeft bij het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ EU. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep, wat betekent dat de eerdere beslissing van de kantonrechter niet wordt herzien.