1 Zie voor de feiten rov. 2.1 van het vonnis van 16 augustus 2011 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Hof) in samenhang met rov. 2.1-2.3 van het vonnis van 6 december 2006 van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba (hierna: GEA).
2 Rov. 4.2 van het vonnis van het GEA van 6 december 2006.
3 Rov. 14.2-14.5 van het vonnis van het GEA van 7 oktober 2009.
4 Zie rov. 2.3 t/m 2.13 en rov. 2.16 van het vonnis van 16 augustus 2011 van het Hof.
5 De termijn voor hoger beroep heeft in deze zaak zes weken bedragen (art. 264 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Aruba), zodat de cassatietermijn in dat geval drie maanden is op grond van art. 4 Rijkswet cassatierechtspraak voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Cassatie diende dus uiterlijk op 16 november 2011 te worden ingesteld. Hoewel de datumsticker die vanwege de griffie van de Hoge Raad op het verzoekschrift is aangebracht 17 november 2011 als datum van ontvangst vermeldt (en daarmee cassatie dus te laat zou zijn ingesteld), heeft navraag bij de griffie mij geleerd dat uit de door de griffie van de Hoge Raad geplaatste datumstempel op de envelop van het verzoekschrift blijkt dat het verzoekschrift op 16 november 2011 ter griffie is binnengekomen en daarmee dus binnen de cassatietermijn.
6 Zie HR 14 februari 1997, LJN: ZC2280, NJ 1999/409, m.nt. S.C.J.J. Kortmann; P. van Schilfgaarde, Concordantie in het privaatrecht, WPNR (1999) 6356, p. 318.
7 Behalve naar rov. 3.4 van de in de vorige noot genoemde uitspraak van de HR kan ook worden verwezen naar: HR 17 november 1995, LJN: ZC1885, NJ 1996/283 (rov. 3.4); HR 21 januari 2000, LJN: AA4429, NJ 2000/553, m.nt. JBMV(rov. 3.5); HR 9 januari 2004, LJN: AK8380, NJ 2005/190, m.nt. HJS (slot rov. 3.5.2); conclusie A-G Verkade onder 3.7 vóór HR 17 februari 2012, LJN: BU4903, RvdW 2012/324 (art. 81 RO).
8 HR 11 november 1994, LJN: ZC1534, NJ 1995/481, m.nt. DWFV; HR 10 augustus 2001, LJN: ZC3655, NJ 2001/526 (zie rov. 3.5.2); HR 19 oktober 2012, LJN: BX5797 (zie rov. 3.3.2).
9 HR 8 februari 1991, LJN: ZC0144, NJ 1991/325 (zie rov. 3.3); conclusie A-G Bakels onder 2.18 vóór HR 11 februari 2000, LJN: AA4768, NJ 2001/31, m.n. DA.
10 HR 14 februari 1997, LJN: ZC2280, NJ 1999/409, m.nt. S.C.J.J. Kortmann; HR 2 februari 2001, LJN: AA9768, NJ 2001/234 (rov. 3.4); HR 13 april 2007, LJN: AZ6095, RvdW 2007/394 (rov. 3.3.4). In laatstgenoemde uitspraak spreekt de Hoge Raad van verschil in 'fundamenteel verschillende maatschappelijke opvattingen' (mijn curs., A-G).
11 HR 23 november 2001, LJN: AD4032, NJ 2002/25 (zie rov. 3.4-3.5), waarin wordt gewezen op een aanhangige herziene versie van een bepaald ontwerp landsverordening.
12 HR 29 oktober 1999, LJN: AA1488, NJ 2000/51, m.nt. ARB. Zie in dezelfde zin ook HR 2 februari 2001, LJN: AA9768, NJ 2001/234 en HR 26 oktober 2007, LJN: BB4204, NJ 2008/282, m.nt. P.A. Stein.
13 Zie ook G.C.C. Lewin, Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba, diss. UNA, 2010, p. 238, die erop wijst dat de rechter 'niet tot taak heeft door middel van concordantie van rechtspraak wettelijke verschillen te compenseren'. Overigens is Lewin geen voorstander van het beginsel van concordantie van rechtspraak. Zie daartegen op dit punt J.W.H. van Wijk in zijn bespreking van het proefschrift van Lewin, Caribisch Juristenblad 2011, p. 41-48, i.h.b. p. 47.
14 Zie conclusie A-G Wesseling-van Gent onder 3.9 vóór HR 26 mei 2000, LJN: AA5960, NJ 2001/388, m.nt. HJS; conclusie A-G Wissink onder 2.34.2 vóór HR 29 oktober 2010, LJN: BN7053, NJ 2010/582. Zie ook B.D. van der Velden, Het concordantiebeginsel in de rechterlijke toetsing door de Hoge Raad, TAR Justicia, 2008-2, p. 100; A.I.M. van Mierlo, Civiele wetgeving in evenwicht, Over concordantie van burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht binnen het Koninkrijk, in: L.J.J. Rogier en H.G. Hoogers (red.), 50 Jaar Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, 2004, p. 152-153.
15 De Loodsenlandsverordening 2001 van de Nederlandse Antillen is op grond van art. 2 lid 1 van de Wet van 17 mei 2010, Stb. 2010, 346 (Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) tot wet verheven voor de BES-eilanden. De Loodsenwet 2001 BES is opgenomen in Stb. 2010, 623 en in werking getreden op 10 oktober 2010 krachtens Besluit van 30 september 2010, Stb. 2010, 389.
16 Jaarverslag 2011 van de Raad van Advies Aruba, p. 32-33 (te vinden op: www.rva.aw/publicaties/jaarverslagen).