ECLI:NL:PHR:2012:BY6136
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Formele rechtskracht van intrekking naturalisatie en vaststelling Nederlanderschap
In deze zaak staat de vraag centraal of de formele rechtskracht van een besluit tot intrekking van naturalisatie in de weg staat aan de vaststelling van het Nederlanderschap op basis van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Verzoeker, geboren in Ghana, had in 2001 een verzoek tot naturalisatie ingediend en kreeg in 2002 de Nederlandse nationaliteit. In 2006 werd hij door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) geïnformeerd over het voornemen tot intrekking van zijn naturalisatie, omdat hij niet had aangetoond afstand te hebben gedaan van zijn Ghanese nationaliteit. In 2007 werd het Koninklijk Besluit tot naturalisatie ingetrokken.
Verzoeker startte een bezwaarschriftprocedure tegen deze intrekking, maar zijn bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Hij heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Rechtbank 's-Gravenhage, die zijn verzoek om vaststelling van het Nederlanderschap afwees op grond van de formele rechtskracht van het intrekkingsbesluit. Verzoeker stelde dat het intrekkingsbesluit krachteloos was en dat hij daarom recht had op vaststelling van zijn Nederlanderschap.
De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de formele rechtskracht van het intrekkingsbesluit in de weg staat aan het verzoek van verzoeker. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet tijdig heeft gereageerd op het intrekkingsbesluit en dat er geen verschoonbare grond was voor de termijnoverschrijding. De Hoge Raad concludeert dat verzoeker niet opnieuw kan opkomen tegen het intrekkingsbesluit in de procedure op basis van artikel 17 RWN. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.