1 Zie rov. 2.1 t/m 2.6 van het bestreden arrest van het hof 's-Gravenhage van 26 april 2011 en rov. 2.1 t/m 2.6 van het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 februari 2010.
2 Resolution 1737 (2006), Adopted by the Security Council at its 5612th meeting, on 23 December 2006, VN Doc. S/RES/1737 (2006).
3 PbEU 2007, L 61/49, gewijzigd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2007/246/GBVB van de Raad van 23 april 2007, PbEU 2007, L 106/67.
4 Stcrt. 2010, nr. 10982, 13 juli 2010.
5 Stcrt. 2012, nr. 8001, 25 april 2010.
6 Zie rov. 4.1 t/m 4.5 van het thans in cassatie bestreden arrest van 26 april 2011.
7 Dit is ook het standpunt van [verweerder] c.s. Zie nr. 156 van de inleidende dagvaarding van 27 maart 2009.
8 HR 8 oktober 2004, LJN: AP0424, NJ 2005/117, m.nt. GHvV (rov. 3.4.2) en HR 13 juli 2012 , LJN: BW3367, JAR 2012, 209, m.nt. E.L.J. Bruyninckx (rov. 5.6 en 5.7).
9 Zie rov. 4.4. van het vonnis van de rechtbank d.d. 3 februari 2010, met verwijzing naar HR 15 juli 1998, LJN: AC4289, NJ 2000, 168.
10 Zie T&C Grondwet (Fleuren), Art. 94, aant. 1. De Staatscommissie Grondwet 2010 heeft voorgesteld de begrippen 'een ieder verbindend' in art. 94 te vervangen door 'rechtstreeks werkend' (Rapport Staatscommissie Grondwet 2010, p. 131). Zie over de rechtstreekse werking van het gelijkheidsbeginsel in mensenrechtenverdragen o.a. F.M.C. Vlemminx en M.G. Boekhorst, Artikel 94, in: A.K. Koekkoek (red.), de Grondwet, Een systematisch en artikelsgewijs commentaar, 3e druk, 2000, p. 467.
11 In Resolutie 1737 wordt erop gewezen dat de Veiligheidsraad handelt onder art. 41 Handvest VN.
12 Zie ook Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 872, MvT, nr. 3, p. 3 (Wijziging van de Sanctiewet 1977 en van de In- en uitvoerwet tot vereenvoudiging van internationale verplichtingen). Dat de Veiligheidsraadresolutie 1737 ondanks de in paragraaf 17 van die resolutie gebezigde woorden 'Calls upon' dwingend is (en dus niet gekwalificeerd moet worden als 'soft law' zoals resoluties van de Algemene Vergadering van de VN), wordt in cassatie niet betwist. Zie ook de schriftelijke toelichting van de Staat, nr. 3.2.4 t/m 3.2.9, met verwijzing naar art. 25, 41 en 103 Handvest VN. Zie voorts R. Higgins, The Advisory Opinion on Namibia: Which UN Resolutions Are Binding Under Article 25 of the Charter?, 21 ICLQ 1972, p. 275.
13 Art. 103 Handvest VN wordt overigens wel begrensd door de fundamentele beginselen van het Handvest zelf. Zie bijv. A. Orakhelashvili, The Acts of the Security Council: Meaning and Standards of Review, in: A. von Bogdandy, R. Wolfrum (eds.), Max Planck Yearbook of United Nations Law, Vol. 11, 2007, p. 149; R. Bernhardt, Article 103, in: Bruno Simma (ed.), The Charter of the United Nations, A Commentary, Vol. II, 2nd Edition (2002), par. 14, p. 1297.
14 Zie Rapport Staatscommissie Grondwet 2010, p. 127.
15Zie J.W.A. Fleuren, Een ieder verbindende bepalingen van verdragen, 2004, nr. 196, p. 238; J.B. Mus, Verdragsconflicten voor de Nederlandse rechter, 1996, p. 87.
16 Rapport Staatscommissie Grondwet 2010, p. 127; HR 30 maart 1991, LJN: AD7494, NJ 1991/249, m.nt. AHJS.
17 De resolutie specificeert ook niet om welke kennis en training het precies gaat. Ook daarvan is de concrete invulling aan de Staten overgelaten.
18 Vicente Garrido Rebolledo, Intangible transfers of technology and visa screening in the European Union, EU Non-Proliferation Consortium (Non-Proliferation Papers), No. 13, March 2012, p. 1-15. Zie ook A.B. Terlouw, Angst en regelgeving. Onderscheid door de overheid op grond van nationaliteit, afkomst en religie, oratie Nijmegen 2009, p. 42-44.
19 Vgl. Garrido Rebolledo, a.w., p. 14, die erop wijst dat in Europees verband slechts wordt opgeroepen tot 'waakzaamheid' in wetenschappelijke kringen. Op basis daarvan hebben universiteiten in bepaalde Europese lidstaten verlof nodig van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor het aangaan van wetenschappelijke en technische samenwerkingsverbanden met derde landen. In het algemeen gaat het echter om door universiteiten op te stellen lijsten van aangeboden proliferatiegevoelige studies en projecten, welke lijsten door consulaire medewerkers kunnen worden gebruikt bij de beslissing over te hanteren visumvoorwaarden.
20 Vgl. Garrido Rebolledo, a.w., p. 8.
21 Zie Terlouw, oratie 2009, p. 39-40. Zie ook Ashley Terlouw, [verweerder] e.a. tegen de Staat of het einde van de Sanctieregeling Iran (annotatie bij het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 februari 2010), Journaal Vreemdelingenrecht 2010, nr. 1, p. 36.
22 Zie bijv. C. Clary, A.Q. Khan and the limits of the non-proliferation regime, in: Disarmament Forum, 2004, Issue 4, p. 33-42.
23 De uitlegregels van verdragen gelden ook voor besluiten van internationale organisaties, hoewel het WVV daarop strikt genomen geen betrekking heeft. Art. 31 WVV kan echter worden gezien als een regel van internationaal gewoonterecht, zie Orakhelashvili, supra noot 13, p. 153, 157; M.C. Wood, The Interpretation of Security Council Resolutions, in: Max Planck Yearbook of United Nations Law, 1998, Vol. 2, p. 73-95.
24 Zie bijv. R. Pavoni, Freedom to Choose the Legal Means for Implementing UN Security Council Resolutions and the ECJ Kadi Judgment: A Misplaced Argument Hindering the Enforcement of International Law in the EC, in: Oxford Yearbook of European Law, 2009, p. 632.
25 In nr. 23 van de Pleitnota van mr. Daalder namens de Staat in hoger beroep ontkent de Staat dat de Sanctieregeling een categorale uitsluiting van Iraanse onderdanen tot bepaalde opleidingen behelst. Hier wordt absolute en categorale uitsluiting met elkaar verward. Zoals het hof terecht in rov. 5.4 van het bestreden arrest overweegt, behelst de Sanctieregeling geen absolute uitsluiting van Iraanse onderdanen, nu ontheffing kan worden verleend. Het feit dat iedere Iraanse onderdaan een ontheffing van de Minister nodig heeft om de desbetreffende opleiding te volgen, is echter wel degelijk categoraal.
26 ICJ Reports 1955, p. 4.
27 ICJ Reports 1955, p. 23-24.
28 Aldus de gegevens vermeld in Terlouw, oratie 2009, p. 36 (deze cijfers hebben betrekking op 2008).
29 Zie Terlouw, Journaal Vreemdelingenrecht, 2010, p. 34. Zie in dit verband over stigmatisering en vooroordelen: J.H. Gerards, Rechterlijke toetsing aan het gelijkheidsbeginsel: een rechtsvergelijkend onderzoek naar een algemeen toetsingsmodel, 2002, p. 87-88; A. Cuyvers, Verboden Voor Iraniërs!, AA 2010, p. 775; I.C. van der Vlies, Discriminatie naar nationaliteit, NJB 2010, p. 333.
30 Zie nr. 18 s.t. en nr. 5 schriftelijk dupliek in cassatie zijdens [verweerder] c.s.
31 Zie met name punt 3 van de pleitaantekeningen van mr. Klaas namens [verweerder] c.s. in appel (p. 4-6).
32 Aldus Terlouw, oratie 2009, p. 36-37, alsmede Terlouw, Journaal Vreemdelingenrecht 2010, p. 34. Ook gesteld door [verweerder] c.s. in nr. 7 van de inleidende dagvaarding van 27 maart 2009.
33 Zie EHRM 7 juli 2011, LJN: BU7944, EHRC 2011, 157, m.nt. M. den Heijer. Dat het hof 's-Gravenhage 'mensenrechtenconform' uitlegt, blijkt ook uit zijn verwijzing in rov. 5.6 naar EHRM 16 september 1996, nr. 17371/90 inzake Gaygusuz/Oostenrijk (LJN: AD2600, NJ 1998/738).
34 Zie ook rov. 109 van het EHRM inzake Al-Jedda. De Nederlandse sanctieregeling lijkt dan ook verder te gaan dan met de resolutie is bedoeld, ook waar het gaat om schending van het recht op onderwijs. Zie F. Coomans, Toegang tot onderwijs ook voor Iraanse studenten, NJCM-Bulletin jrg. 33 (2008), nr. 7, p. 958-960. Zie uitvoerig over artikel 14 EVRM: J.H. Gerards, Gelijke behandeling en het EVRM: Artikel 14 EVRM: van krachteloze waarborg naar 'norm met tanden'?, NJCM-Bulletin jrg. 29 (2004), nr. 2, p. 176 e.v.
35 Larissa van den Herik en Nico Schrijver, Eroding the Primacy of the UN System of Collective Security: The Judgment of the European Court of Justice in the Cases of Kadi and Al Barakaat, 5 Int'l Org. L. Rev. 329 (2008), p. 335.
36 Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 zou eigenlijk in plaats van de term 'gemeenschapsrecht' de term 'Unierecht' moeten worden gebruikt, maar ik sluit mij in deze conclusie aan bij de door het hof (en ook in het middel) gebruikte (oude) terminologie.
37 HvJEG 3 september 2008, gevoegde zaken C-405/05 P en C-415/05 P, Jur. 2008, p. I-06351 (Kadi en El Barakaat), NJ 2009/38, m.nt. M.R. Mok, EHRC 2008, 128, m.nt. N. Lavranos.
38 Zie rov. 281-285 en rov. 326 van het arrest van het HvJEG 3 september 2008.
39 Zie ook Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 872, MvT, nr. 3, p. 2-3.
40 Zie bijv. HR 16 mei 1986, LJN: AC9354, NJ 1987/251, m.nt. MS.
41 Zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 700 VIII, nr. 138, p. 31 (Verslag van een wetgevingsoverleg), alsmede de brief van minister Plasterk aan de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) van 27 januari 2009 (overgelegd door de Staat als Bijlage 6 bij de conclusie van antwoord van 20 mei 2009).
42 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 700 VIII, nr. 138, p. 31.
43 Inleidende dagvaarding nr. 12-23; Akte inhoudende aanvullende producties eerste aanleg; MvA nr. 2. Zie in cassatie nr. 6 en 7 van de schriftelijk dupliek zijdens [verweerder] c.s.
44 Dit laatste wordt ook ondersteund door een krantenartikel in de NRC van 11 juni 2012 ('Wetenschappers uit Iran zitten klem in Nederland'). In het slot van dit artikel wordt gesteld dat vier jaar geleden het toenmalige kabinet besloot om bepaalde locaties aan te wijzen als verboden gebieden voor Iraniërs, waaronder de testreactor in Delft. Het artikel verzuimt te vermelden dat het locatieverbod reeds enige tijd geleden is ingetrokken.
45 Zie Terlouw, oratie 2009, p. 55-67. Dit rapport is in eerste aanleg door [verweerder] c.s. ingebracht. Zie nr. 2 MvA.
46 Zie bij Terlouw, oratie 2009, p. 48.
47 Zie bijlage 8 van de inleidende dagvaarding van [verweerder] c.s. (brief TU Delft). Terlouw, oratie 2009, p. 49.
48 Zie ook Terlouw, oratie 2009, p. 52, alsmede de brief van 12 januari 2009 van de KNAW aan de minister (www.knaw.nl).
49 Zie nr. 3.3.25 s.t. zijdens de Staat.
50 Zie ook nr. 3.3.27 van de s.t. van de Staat, met verwijzing naar nr. 7 en 21 van de pleitnota van mr. Daalder in hoger beroep.
51 Het hof heeft in het bestreden arrest dan ook slechts de onverbindendverklaring van de Sanctieregeling door de rechtbank bekrachtigd; het heeft in zijn dictum de Sanctieregeling niet aangepast of ingetrokken. Het Nederlandse staatsrecht zou dat laatste ook niet toelaten, zie HR 21 maart 2003, LJN: AE8462, NJ 2003/691, m.nt. TK en HR 1 oktober 2004, LJN: AO8913, NJ 2004/679, m.nt. TK. Zie ook rov. 5.4 van het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 maart 2012 (LJN: BW3098), hierboven vermeld in nr. 1.16.