ECLI:NL:PHR:2012:BW4997
Parket bij de Hoge Raad
- W. W. W. van der Meer
- M. J. de Vries
- P. J. J. van der Linden
- Rechtspraak.nl
Cassatie over FPU-regeling en bijverdienmarge voor overheidspersoneel
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een eiseres die in 2005 eervol ontslag heeft genomen als ambtenaar bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Eiseres heeft gebruik gemaakt van de FPU-regeling, die in 2004 door sociale partners van de Sector Rijk was overeengekomen. Deze regeling voorzag in een aanvulling op de reguliere FPU-uitkering voor maximaal acht jaar, met als doel gedwongen ontslagen te voorkomen. Eiseres heeft in 2004 haar belangstelling voor het FPU-arrangement kenbaar gemaakt en is op 1 februari 2005 eervol ontslagen. Bij de aanvraag voor de FPU-uitkering is een bijverdienmarge van € 14.692,93 vastgesteld, maar na wijziging van de regelgeving per 1 januari 2005 is deze bijverdienmarge verlaagd naar € 6.022,73. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze wijziging, maar haar verzoek werd afgewezen door het Bestuur van de Stichting VUT-fonds Overheidspersoneel. Eiseres heeft vervolgens een civiele procedure aangespannen tegen de Stichting VUT-fonds en het ABP, waarin zij vorderde dat de oude bijverdienmarge zou worden gehandhaafd. De rechtbank heeft haar vordering afgewezen, en het hof 's-Hertogenbosch heeft dit vonnis bekrachtigd. Eiseres heeft cassatie ingesteld, waarbij zij zich beroept op het door haar gewekte vertrouwen in de oude bijverdienmarge. De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet mocht vertrouwen op de oude regelgeving, omdat het een feit van algemene bekendheid is dat regelgeving kan wijzigen. De conclusie van de Hoge Raad is dat het cassatieberoep wordt verworpen.