1 Zie rov. 2.2 van het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 juli 2008 in verbinding met rov. 1.1 t/m 1.3 van het bestreden arrest van het hof 's-Gravenhage van 30 maart 2010.
2 HR 3 november 1972, LJN: AB3659, NJ 1973/45.
3 Vgl. art. 11 Rv.
4 Zie o.a. A. Nollkaemper, Kern van het internationaal publiekrecht, Den Haag 2011, p. 179. Vgl. ook de conclusie van AG Strikwerda vóór HR 23 oktober 2009, LJN: BI9632, NJ 2009/527.
5 Hierbij kan worden gedacht aan vrijdom van (bepaalde) belastingen voor de organisatie en haar personeel, aan onschendbaarheid van de gebouwen en de archieven van de organisatie en aan het garanderen van bewegingsvrijheid van de voor de organisatie werkzame ambtenaren of experts die taken voor de organisatie uitvoeren, zie Niels Blokker, Recht van internationale organisaties, in: Nathalie Horbach e.a., Handboek Internationaal Recht, Den Haag 2007, p. 448.
6 Zie Niels Blokker, a.w., p. 446-447; H. Fox, The Law of State Immunity, New York 2008, p. 726.
7 I.F. Dekker, Cedric Ryngaert, Immunity of international organisations: Balancing the organisation's functional autonomy and the fundamental rights of individuals, Preadvies Nederlandse Vereniging voor Internationaal Recht, Mededelingen NVIR nr. 138, 2011, p. 87-109, i.h.b. p. 92; A.S. Muller, International Organisations and their Host States, Aspects of their Legal Relationship, Den Haag/London/Boston, 1995, p. 151.
8 De Conventie is opgesteld in de Engelse en de Franse taal, welke teksten gelijkelijk authentiek zijn. De Nederlandse vertaling van art. II, § 2, luidt als volgt: 'De Verenigde Naties, haar eigendommen en bezittingen, waar deze ook gelegen zijn, en wie deze ook onder zich heeft, zullen vrijgesteld zijn van rechtsvervolging, behoudens wanneer de Verenigde Naties in een bijzonder geval uitdrukkelijk afstand zullen hebben gedaan van haar immuniteit. Het is echter wel verstaan, dat afstand van immuniteit zich niet uitstrekt tot enige maatregel van tenuitvoerlegging'.
9 Zie Michael Gerster, in: Bruno Simma (ed.), The Charter of the United Nations, a Commentary, 1995, Article 105, p. 1140 ('The absolute immunity (Art. II/2) of the Organization as a juridical person and of UN property (...) from every form of legal proceedings before national courts and authorities has never been a matter of dispute'); Isabelle Pingel, in: Jean-Pierre Cot, Alain Pellet, La Charte des Nations Unies, Commentaire article par article, II, 2005, Article 105, p. 2160.
10 P.C. Szasz, International organizations, privileges and immunities, Encyclopedia of Public International Law, deel II, p. 1331-1332.
11 P.C. Szasz, p. 1331; vgl. ook August Reinisch, International Organizations Before National Courts, Cambridge 2000, p. 157.
12 In Nederlandse vertaling: '§ 29. De Verenigde Naties zullen regelingen treffen voor passende wijzen van beslechting van: (a) geschillen, die voortvloeien uit overeenkomsten, of andere geschillen van privaatrechtelijke aard, waarbij de Verenigde Naties partij zijn; (b) geschillen, waarbij een functionaris van de Verenigde Naties betrokken is, die krachtens zijn officiële positie immuniteit geniet, indien van de immuniteit door de Secretaris-Generaal geen afstand is gedaan'.
13 Meer gegevens zijn hierover te vinden op de officiële VN-website: www.un.org/en/internaljustice.
14 Zie UN Doc. A/45/594 (9 October 1990), Report of the Secretary-General, Comprehensive review of the whole question of peace-keeping operations in all their aspects, Model status-of-forces agreement for peace-keeping operations.
15 Zie UN Doc. A/45/594, onder 1.
16 United Nations, Treaty Series/Nations Unies, Receuil des Traités 1993, Vol. 1722, I-30006. Deze Overeenkomst is ingevolge art. X, § 54, op de datum van ondertekening (15 mei 1993) in werking getreden.
17 Zie hierover Christ Klep, Richard van Gils, Van Korea tot Kabul, De Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945, Den Haag 2005, p. 309-317.
18 De geldingsduur van deze Overeenkomst is in overeenstemming met het model van de 'status-of-forces agreement'. De Overeenkomst is beëindigd op 20 december 1995 door de omstandigheid dat UNPROFOR werd opgevolgd door de door de NAVO geleide vredesmacht KFOR (gegevens ontleend aan Christ Klep, Richard van Gils, a.w., p. 302). Slachtoffers van de val van Srebrenica (juli 1995) konden nog tot een periode van drie maanden na 20 december 1995 claims indienen bij de standing claims commission.
19 Zie Report of the Secretary-General, Financing of the United Nations Protection Force, the United Nations Confidence Restoration Operation in Croatia, the United Nations Preventive Deployment Force and the United Nations Peace Forces Headquarters, General Assembly, UN Doc. A/51/389, onder 47.
20 Zie Rapport CAVV, 8 mei 2002, p. 2-3.
21 Zie Rapport CAVV, 8 mei 2002, p. 24 en 28.
22 Zie Niels Blokker, a.w., p. 445-446; P.H. Kooijmans, Internationaal publiekrecht in vogelvlucht (bewerkt door M.M.T.A. Brus, N.M. Blokker, L.A.J. Senden), 2008, p. 175.
23 Zie laatstelijk VN Doc. A/CN.4/L.778 van 30 mei 2011; gegevens zijn verder te vinden op de officiële website van de ILC (http://untreaty.un.org/ilc/summaries/summaries.htm).
24 Zie o.a. A.S. Muller, a.w., p. 176 e.v.; conclusie van AG Strikwerda vóór HR 23 oktober 2009, LJN: BI9632, NJ 2009/527.
25 HR 20 december 1985, LJN: AC9158, NJ 1986/438 m.nt. P.J.I.M de Waart.
26 Zie T. Barkhuysen, M.L. van Emmerik, E.R. Rieter, Procederen over mensenrechten onder het EVRM, het IVBPR en andere VN-verdragen, Nijmegen 2008, p. 81-82; A. Nollkaemper, a.w., p. 271-272.
27 Nollkaemper, t.a.p.
28 Overigens kan nog worden gewezen op art. 46 IVBPR, waarin is bepaald dat geen bepaling van dit verdrag mag worden uitgelegd als een aantasting van de bepalingen van het Handvest VN.
29 Zie Harris, O'Boyle & Warbrick, Law of the European Convention on Human Rights, Oxford/New York 2009, p. 202 en p. 242 ('Immunity from civil proceedings for international organizations, in accordance with international law, may also be permissible').
30 EHRM 18 februari 1999, zaaknr. 26083/94, 30 ECHR 261 GC, LJN: AL2027, JB 1999, 162, m.nt. AWH; in gelijke zin: EHRM 18 februari 1999, zaaknr. 28934/95, 33 ECHR 54 GC (Beer and Regan/Germany).
31 Kritisch hierover o.a. Heringa in zijn noot onder het arrest van het EHRM, JB 1999, 162.
32 EHRM 2 mei 2007, zaaknr. 71412/01 en 78166/01 (Behrami en Behrami/Frankrijk; Saramati/Frankrijk, Duitsland en Noorwegen), EHRC 2007, 111, LJN: BB3180. Zie ook Harris, O'Boyle & Warbrick, a.w., p. 790. Verder kan worden verwezen naar EHRM 5 juli 2007, zaaknr. 6974/05 (Kasumaj/Griekenland), waarin de uitspraken inzake Behrami en inzake Saramati worden herhaald.
33 Zie T. Henquet, International Organisations in The Netherlands: Immunity from the Jurisdiction of the Dutch Courts, NILR 2010, p. 267-301, die op p. 293 ten aanzien van het geschil dat in de onderhavige zaak aan de orde is, opmerkt dat dergelijke geschillen 'touch on the very core of the decision-making within the UN: how to act, or not to act, in respect of maintaining or restoring international peace and security. In other words, the functionality of the UN is intensely at stake here'.
34 Vgl. ook het reeds aangehaalde arrest van het EHRM 2 mei 2007, LJN: BB3180, EHRC 2007, 111 (Behrami en Saramati), waarin is overwogen dat handelingen van staten ter uitvoering van VN vredesoperaties niet mogen worden onderworpen aan de rechtsmacht van het EHRM. Zie ook T. Henquet, a.w., p. 294, die opmerkt dat in het thans aan toetsing in cassatie onderworpen arrest van het hof 's-Gravenhage de immuniteit proportioneel was in relatie tot 'protecting the effective operation of the UN'.
35 Zie conclusie van antwoord in de incidenten, nr. 97 t/m 101, op 6 februari 2008 door de Stichting c.s. genomen op de rol van de rechtbank.
36 De VN heeft immers bij brief van 17 augustus 2007 gericht aan de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiger bij de VN bericht in de procedure voor de Nederlandse rechter niet te zullen verschijnen in verband met de aan de VN toekomende immuniteit. De VN heeft daarin Nederland verzocht 'appropriate action' te nemen ter verzekering van de aan de VN toegekende privileges en immuniteit. De brief bevindt zich in het procesdossier (als bijlage bij de brief van 17 september 2007 van de Staat aan de rechtbank).
37 Vgl. Asser Procesrecht/van Schaick 2 2011, nr. 46.
38 Aan de slachtoffers stond voor het indienen van hun claims niet veel tijd ter beschikking. De enclave viel immers in juli 1995, terwijl op 20 december 1995 de Overeenkomst van 15 mei 1993 is geëindigd. Claims konden nog tot drie maanden daarna worden ingediend bij de standing claims commission (art. X, § 55, van de Overeenkomst).
39 De Stichting c.s. verwijzen in verband hiermee naar de inleidende dagvaarding onder 253 t/m 266, 385, 393 en 419; de pleitnota in eerste aanleg, nrs. 23, 47, 49, 63, de mvg onder 97 en de pleitnota in hoger beroep nr. 22.
40 Het Handvest werd van kracht door het inwerkingtreden van het Verdrag van Lissabon van 13 december 2007 tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, PbEG C 306/1. Zie ook H.C.F.J.A. de Waele, Het EU-Handvest van de Grondrechten in de Nederlandse rechtspraktijk, Trema 2011, p. 245-251.
41 Trb. 1977, 169; Trb. 1985, 79 (rectificatie in Trb. 1996, 89), inwerkingtreding voor Nederland op 9 mei 1985.
42 Zie Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen (2005), nr. 48, p. 112 (met verdere rechtspraakverwijzingen); W.D.H. Asser, Civiele Cassatie, Nijmegen 2011, p. 59-60.