ECLI:NL:PHR:2011:BR5468
Parket bij de Hoge Raad
- mr. Wuisman
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van Stichting Studiefinanciering Curaçao tot invordering van studieleningen
In deze zaak gaat het om de vraag of de Stichting Studiefinanciering Curaçao (SSC) bevoegd was om een vordering tot terugbetaling van studieleningen in te dienen tegen de eiser, die in de jaren 1989 tot en met 1994 studieleningen had ontvangen van het openbare lichaam Eilandgebied Curaçao. De eiser had zich verbonden om de geleende bedragen terug te betalen, maar na enige betalingen stopte hij met aflossen. SSC had in 1991 een overeenkomst van lastgeving en volmacht met het Eilandgebied gesloten, waarin het recht werd verleend om vorderingen te innen. De eiser betwistte de bevoegdheid van SSC om deze vorderingen te innen, met name omdat de leningen waren verstrekt voordat SSC was opgericht.
De Hoge Raad oordeelde dat SSC op basis van de overeenkomst van lastgeving en volmacht rechtsgeldig was gemachtigd om de vorderingen te innen. De Hoge Raad bevestigde dat de brief van SSC aan de eiser, waarin hij werd opgeroepen tot betaling, de verjaring van de vordering had gestuit. De Hoge Raad oordeelde verder dat het niet noodzakelijk was dat SSC ten tijde van de inleidende dagvaarding bevoegd was om op eigen naam te innen, zolang zij deze bevoegdheid maar had ten tijde van de uitspraak.
De Hoge Raad verwierp de klachten van de eiser, die onder andere stelden dat de overeenkomst niet geldig was omdat deze niet was goedgekeurd door het bestuurscollege van het Eilandgebied. De Hoge Raad concludeerde dat de uitleg van de overeenkomst door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba begrijpelijk was en dat de vordering van SSC terecht was toegewezen. De conclusie van de Procureur-Generaal was dan ook om het cassatieberoep van de eiser te verwerpen.