ECLI:NL:PHR:2011:BQ1708
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Verzet van ouder tegen ontheffing van gezag over minderjarige na ondertoezichtstelling
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een moeder tegen de beschikking van het hof 's-Gravenhage, waarin haar ontheffing van het ouderlijk gezag over haar minderjarige kind, [betrokkene 1], werd bekrachtigd. De moeder was eerder ontheven van het gezag door de rechtbank 's-Gravenhage op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, die ook betrokken was bij de procedure. De moeder had in hoger beroep gesteld dat er een controversiële verhouding bestond tussen haar en de Raad, wat zou leiden tot een verlies van vertrouwen. Het hof oordeelde echter dat de moeder niet in haar stellingen kon worden gevolgd, omdat het hof waarde hechtte aan de rapportage van de Raad, die als objectief werd beschouwd. De moeder voerde verschillende middelen aan tegen de oordelen van het hof, maar het hof had volgens de Hoge Raad de vaststellingen kunnen afleiden uit de rapportage van de Raad. De Hoge Raad concludeerde dat de moeder niet in haar verzoek kon worden ontvangen en dat de belangen van het kind voorop stonden. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep, waarbij werd benadrukt dat de moeder niet in staat was om de zorg en opvoeding te bieden die het kind nodig had, en dat er gegronde vrees bestond dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing onvoldoende zouden zijn om de dreiging af te wenden.