1 Rov. 4.2-4.3 van het arrest.
2 De cassatiedagvaarding is op 6 augustus 2009 uitgebracht.
3 Aldus leid ik af uit het feit dat deze cao niet worden genoemd in de overzichten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit punt is in de procedure niet aan de orde geweest, maar voor de toetsing in cassatie wel van belang.
4 De versie geldend van 1 juni 2007 t/m 31 mei 2010, raadpleegbaar op www.fnvsport.nl, wijkt overigens in dit opzicht niet af.
5 Zie te dezer zake: Asser/Heerma van Voss, 7-V* 2008, nr. 420-425; Losbl. Arbeidsovereenkomst (F.B.J. Grapperhaus en E.N. Franx-Schaap), art. 7:690, aant. 1-8; E.M. Hoogeveen, De inlener en het werkgeverschap, ArA 2007/3, p. 6-8.
6 E.M. Hoogeveen, De inlener en het werkgeverschap, ArA 2007, p. 4.
7 Mon. BW B85 (Jacobs, Massuger, Plessen), 2009, p. 101; Losbl. Arbeidsovereenkomst (F.B.J. Grapperhaus en E.N. Franx-Schaap), art. 7:690, aant. 4 (bij: Elementen van de definitie: de derde).
8 C.J. Smitskam, Payrolling: een nieuwe driehoeksrelatie in het arbeidsrecht, PS Documenta 2010, p. 967, nt. 3, noemt een aantal van 90.000 mensen die op deze basis werken.
9 Zie M.A. Kuyt-Fokkens, Payrolling: uitkomst of toch niet?, NJB, 2006, p. 1312. Deze indeling is overgenomen in de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 24 maart 2010, referentie: AV/AR/2010/4573.
10 Losbl. Arbeidsovereenkomst (F.B.J. Grapperhaus en E.N. Franx-Schaap), art. 7:690, aant. 2.
11 Zie A.M. Bos en E.V. de Graaff, Payrolling, het outsourcen van werkgeverschap, ArbeidsRecht 2006/65, p. 18; E.M. Hoogeveen, De inlener en het werkgeverschap, ArA 2007, p. 9.
12 J.P.H. Zwemmer, De payrollonderneming, de inlener en werkgeverschap in de (lagere) jurisprudentie, Tijdschrift Arbeidsrechtpraktijk 2010, p. 19-23; J.P.H. Zwemmer, Waarom de payrollonderneming geen (uitzend)werkgever is, TRA 2009/2, p. 5-11.
13 E.M. Hoogeveen, De inlener en het werkgeverschap, ArA 2007, p. 10, 24 en 35.
14 Zie C.J. Smitskam, PS Documenta 2010, p. 966 e.v., i.h.b. p. 971; M.A. Kuyt-Fokkens, Payrolling: uitkomst of toch niet?, NJB, 2006, p. 1313; de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 24 maart 2010, referentie: AV/AR/2010/4573 (bij vraag 5).
15 Bijvoorbeeld: Hof Leeuwarden 23 maart 2010, LJN: BL9881, JAR 2010/107, vernietigend het andersluidende vonnis van Rb. Groningen, sector kanton, 15 december 2009, LJN: BL1163,, JAR 2010, 27. Zie voorts de zaken besproken door J.P.H. Zwemmer, Tijdschrift Arbeidsrechtpraktijk 2010, p. 19-23
16 Zie over deze CAO A.M. Bos en E.V. de Graaff, Payrolling: het outsourcen van werkgeverschap, Arbeidsrecht 2006, p. 18; E. Knipschild, De uitzendkracht anno 2010, Tijdschrift Arbeidsrechtpraktijk 2010, p. 41; C.J. Smitskam, Payrolling: een nieuwe driehoeksrelatie in het arbeidsrecht, PS Documenta 2010, p. 971.
17 C.J. Smitskam, PS Documenta 2010, p. 973. Zie thans hfd. 16 van de beleidsregels ontslagtaak UWV (raadpleegbaar via www.werk.nl).
18 M.A. Kuyt-Fokkens, Payrolling: uitkomst of toch niet?, NJB, 2006, p. 1313, wijst op een groot aantal onduidelijkheden (waarvan sommige vooral spelen als zittende werknemers overgaan naar een payrollbedrijf).
19 J.P.H. Zwemmer, De payrollonderneming, de inlener en werkgeverschap in de (lagere) jurisprudentie, Tijdschrift Arbeidsrechtpraktijk 2010, p. 22. Het artikel beschrijft gevallen waarin de inlener in financieel slecht weer kwam en gevallen waarin de werknemer aanvankelijk bij de latere inlener in dienst was en door zijn overstap naar het payrollbedrijf met bepaalde andere arbeidsvoorwaarden te maken kreeg.
20 Zie ook HR 14 november 1997, LJN: ZC2495, NJ 1998, 149 (Groen/Schoevers), rov. 3.4; HR 13 juli 2007, LJN: BA6231, NJ 2007, 449 m.nt. E. Verhulp, rov. 3.4.
21 Zie voor een bespreking van het arrest voorts: C.J.H. Jansen, Het ontstaan van een arbeidsovereenkomst: de Hoge Raad op het scherp van de snede, ArA 2002, 2 en G. Boot, De springende arbeidsovereenkomst, Rechtshulp 2004-5, p. 22-37. Zie voorts: E.M. Hoogeveen, De inlener en het werkgeverschap, ArA 2007/3, p. 4-35; C.J. Loonstra en W.A. Zondag, Arbeidsrechtelijke themata, 2008, p. 108-109 en E.S. de Jong, Gezagsverhouding: partijbedoeling en feitelijke uitvoering bij de Hoge Raad en de Centrale Raad van Beroep; tijd voor harmonisatie, TAP, 2010/6, p. 234-240.
22 Losbl. Arbeidsovereenkomst (F.B.J. Grapperhaus en E.N. Franx-Schaap), art. 7:690, aant. 3 (bij: Verhouding art. 7:610 ten opzichte van art. 7:690 BW) en aant. 4 (bij: Elementen van de definitie: Onder toezicht en leiding van de derde).
23 Asser Procesrecht/Veegens - Korthals Altes - Groen (2005), nr. 74.
24 Asser Procesrecht/Veegens - Korthals Altes - Groen (2005), nr. 143.
25 T.F.E. Tjong Tjin Tai, De rechterlijke vrijheid en de feitelijke grondslag, TCR 2002, p. 29-37.
26 Asser Procesrecht/Veegens - Korthals Altes - Groen (2005), nr. 122.
27 HR 8 december 2000, LJN: AA8895, NJ 2001, 197.