ECLI:NL:PHR:2010:BK8532
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Herinrichting van het historische stadshart van Breda en de gevolgen voor baatbelasting
In deze zaak gaat het om de herinrichting van het historische stadshart van Breda en de vraag of de daaruit voortvloeiende voorzieningen in de zin van artikel 222, lid 1, van de Gemeentewet als verbeteringen kunnen worden aangemerkt, die aanleiding geven tot het heffen van baatbelasting. De gemeente Breda heeft een aanslag in de baatbelasting opgelegd aan belanghebbende, die hiertegen bezwaar heeft gemaakt. Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft de aanslag bevestigd, maar de Hoge Raad heeft deze uitspraak vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem. Het Hof heeft geoordeeld dat de herinrichting niet heeft geleid tot een wezenlijke verandering van het geheel van voorzieningen in het heringerichte gebied. De Hoge Raad heeft in eerdere arresten duidelijk gemaakt dat niet alleen het aanleggen van nieuwe voorzieningen, maar ook de wijziging of vervanging van bestaande voorzieningen kan worden aangemerkt als het tot stand brengen van een voorziening, mits dit resulteert in een verbetering. Het Hof heeft vastgesteld dat de herinrichting van de binnenstad niet heeft geleid tot een wezenlijke verandering in vergelijking met de oude situatie, en dat de kosten van de herinrichting niet kunnen worden verhaald via baatbelasting. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel benadrukt dat de beoordeling van de wezenlijke verandering moet plaatsvinden in het kader van het geheel van voorzieningen, en niet per afzonderlijke voorziening. Het Hof heeft de juiste maatstaf gehanteerd en het beroep in cassatie ongegrond verklaard.