1 De belanghebbenden die X2 t/m X6 heten, zijn (half)broer of zus van elkaar. X1 is vermoedelijk een neef.
2 De genoemde percentages komen overeen met de relatieve bijdrage in het startkapitaal van de CV; PJW.
3 Deze brief betrof, voorzover hier van belang, de waardevaststelling van de onroerende zaak (opgenomen als bijlage bij de conclusie van repliek voor de Rechtbank); PJW.
4 Rechtbank Haarlem 18 april 2006 (verzonden 21 april), nrs. 05/1772-05/1777 (één geschrift), niet gepubliceerd.
5 Een r.o. 4.4 ontbreekt; PJW.
6 Het proces-verbaal bij de uitspraak van het gerechtshof 's-Gravenhage vermeldt dat verwijzing plaatsvond op grond van art. 8:13, tweede volzin, Algemene wet bestuursrecht, "ten einde de schijn van partijdigheid van eerstvermeld gerechtshof (Amsterdam; PJW) te vermijden." Waarom het gerechtshof Amsterdam die schijn mogelijk achtte, blijft onopgehelderd. De partijen hebben met de verwijzing ingestemd.
7 Gerechtshof 's-Gravenhage 11 april 2008 (verzonden 18 april), nrs. 07/00004-07/00009 (aparte geschriften; één proces-verbaal; ik citeer uit de zaak 07/00009 (X1), LJN: BD0395; de andere uitspraken zijn op de geciteerde onderdelen identiek (vgl. r.o. 2.3).
8 Hoewel afzonderlijk ingediend, zijn de beroepschriften inhoudelijk identiek.
9 Cassatieverweerschrift, p. 1.
10 R.T.G. Verstraaten, Cursus Belastingrecht (Belastingen van rechtsverkeer), elektronisch, onderdeel 2.1.1.
11 Originele voetnoot: "Zie J.H. Nieuwenhuis, C.J.J.M. Stolker en W.L. Valk, Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek, Kluwer Deventer, zevende druk 2007, aant. 1 en 2 op art. 3:8."
12 Wet van 18 december 1995 tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op belastingen van rechtsverkeer en enkele andere belastingwetten in verband met de bestrijding van constructies met betrekking tot onroerende zaken, Stb. 1995, 659.
13 Kamerstukken II 1994-1995, 24 172, nr. 3 (MvT), pp. 34-35.
14 Kamerstukken II 1994-1995, 24 172, nr. 3 (MvT), p. 23.
15 Kamerstukken II 1994-1995, 24 172, nr. 3 (MvT), p. 24.
16 Wet van 22 december 1999, Stb. 579 (belastingplan 2000), terugwerkend naar 12 november 1999, 18.00 uur. Ook werd toegevoegd dat het enkele recht op levering niet geldt als de verkrijging van economische eigendom, om duidelijk te maken dat een "voorlopig" koopcontract geen verkrijging van economische eigendom inhoudt.
17 HR 3 november 1999, nr. 34 829, na conclusie Moltmaker, BNB 2000/23, met noot Zwemmer.
18 J.C. van Straaten, Wegwijs in de Overdrachtsbelasting, dertiende druk, Amersfoort: Sdu Fiscale & Financiële Uitgevers, elektronisch, onderdeel 3.4.1.
19 Kamerstukken II 1994-1995, 24 172, nr. 3 (MvT), pp. 34-35.
20 Kamerstukken II 1994-1995, 24 172, nr. 5 (NnavV), pp. 26-27.
21 Bedoeld wordt: J.S. Rijkels, Economische eigendom en overdrachtsbelasting, Fed 1995/547; PJW.
22 Gerechtshof Amsterdam 22 mei 2003, nr. 01/01687, V-N 2004/18.19, NTFR 2003/1136, met commentaar Alink, FED 2003/406.
23 HR rolnr. 40 057, ingetrokken op 27 november 2003.
24 Zie Van Straaten, a.w., §7.8.1.
25 R.o. 6.3.
26 HR 2 juni 2006, nr. 41 086, na conclusie Van Ballegooijen, BNB 2006/281, met noot Van Vijfeijken, NTFR 2006/843, V-N 2006/363.20.
27 Zie, mutatis mutandis, voor de aanslagbelastingen: HR 12 februari 1958, BNB 1958/105.
28 HR 8 maart 2002, nr. 36 714, BNB 2002/155, met noot J. van Soest. Zie ook HR 9 maart 1988, nr. 24 436, na conclusie J. van Soest, BNB 1988/149 met noot van G.J. van Leijenhorst.
29 Van Straaten, a.w., onderdeel 3.4.1.
30 HR BNB 2006/281, vgl. onderdeel 7.10, hiervoor.
31 HR 26 mei 1993, nr. 28 290, na conclusie Moltmaker, BNB 1993/232, HR 31 oktober 1979, nr. 19 425, BNB 1980/1, met noot Schuttevaer, HR 12 juni 1996, nr. 31 027, BNB 1997/143, en recentelijk HR 2 juni 2006, nr. 41 086, na conclusie Van Ballegooijen, BNB 2006/281, met noot Van Vijfeijken. (Vgl. Van Straaten, a.w., onderdeel 6.2.5.)
32 Zoals een huur- of pachtrecht (koop breekt geen huur of pacht) of in bepaalde gevallen een kettingbeding.
33 HR 26 mei 1993, nr. 28 290, na conclusie Moltmaker, BNB 1993/232.
34 Bedoeld wordt het beding dat de kopende partij een kwalitatieve verplichting - een verplichting om iets te dulden of te doen - oplegt, waarbij is bepaald dat bedoelde verplichting zal overgaan op degene die het goed onder bijzondere titel zal verkrijgen en tevens werkt tegenover eenieder die van de rechthebbende een bijzonder recht van gebruik (zal) verkrijgen; PJW.
35 HR 2 juni 2006, nr. 41 086, na conclusie Van Ballegooijen, BNB 2006/281, met noot Van Vijfeijken.