ECLI:NL:PHR:2008:BC9347
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis op basis van gevaar voor maatschappelijke teloorgang
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 mei 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor opname in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank had op 3 december 2007 een voorlopige machtiging verleend aan betrokkene, die leed aan een ernstige geestelijke stoornis, waaronder schizofrenie en een antisociale persoonlijkheidstoornis. De rechtbank oordeelde dat betrokkene gevaar veroorzaakte voor zichzelf, met name het risico dat hij maatschappelijk te gronde zou gaan, en dat dit gevaar niet kon worden afgewend door tussenkomst van derden.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad ontving op 3 maart 2008 het cassatierekest, waarin betrokkene in cassatie ging tegen de beschikking van de rechtbank. In cassatie werd geen verweer gevoerd. Het cassatiemiddel betrof de motivering van het gevaarscriterium, waarbij betrokkene aanvoerde dat de rechtbank onvoldoende had onderbouwd waarom nu wel sprake was van gevaar, terwijl een eerdere beschikking van dezelfde rechtbank op 30 november 2006 een vergelijkbaar verzoek had afgewezen.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank voldoende had gemotiveerd dat er sprake was van gevaar voor maatschappelijke teloorgang. De rechtbank had de geneeskundige verklaring en de verklaringen van de behandelend psychiater in haar overwegingen betrokken. De Hoge Raad concludeerde dat de rechtbank zich had verenigd met de inhoud van de geneeskundige verklaring en dat de motivering van de beschikking niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beslissing van de rechtbank.