1 Ook voor het jaar 1999 heeft belanghebbende een procedure gevoerd tot aan het Hof over dezelfde kwestie die speelt in de onderhavige zaak. Tegen de hofuitspraak (eveneens van Hof Amsterdam, 3 december 2002, nr. P01/00552, onder meer gepubliceerd in FED 2003/382) is geen beroep in cassatie ingesteld.
2 Uit de stukken van het geding blijkt dat belanghebbende geen aangifte heeft gedaan naar een negatief bedrag, zoals het Hof ten onrechte schrijft.
3 Belanghebbende heeft een hoger persoonlijk inkomen dan haar echtgenoot.
4 Ook hier heeft het Hof het over een negatief bedrag. Uit de stukken van het geding blijkt evenwel dat het om een positief bedrag gaat.
5 Hof Amsterdam, 9 februari 2005, nr. 04/01368, onder meer gepubliceerd in VN 2005/29.1.7 en NTFR 2005/381.
6 Pitlo deel 1, Personen- en familierecht, blz. 526, 12e druk, 2002, Kluwer, Deventer.
7 Asser/Mijnssen/Van Dam/Van Velten, Goederenrecht deel 3-II, Zakelijke rechten, nr. 279a, 2002, Kluwer, Deventer.
8 M.S. van Gaalen, Vruchtgebruik, nr. 315, 2001, Kluwer, Deventer.
9 Zie Asser/De Boer, Personen- en familierecht, nr. 837, 2002, Kluwer, Deventer.
10 Vgl. Hoge Raad 6 juni 1962, NJ 1962, 361; voorts Eggens in WPNR (1927) nrs. 2999/3000.
11 Pitlo deel 1, Personen- en familierecht, blz. 525, 12e druk, 2002, Kluwer, Deventer.
12 C.G. van de Grampel, Het ouderlijk vruchtgenot, Tijdschrift voor familie- en jeugdrecht, 1984, blz. 180.
13 Zie P.J.A. Adriani, de wetten op de vermogensbelasting en verdedigingsbelasting I, blz. 67, 1935, Tjeenk Willink, Zwolle.
14 Zitting 1927-1928 - 164, N° 5, blz. 2.
15 De voorloper van het huidige artikel 35 Wet IB 1964.
16 Vragenrubriek WPNR nr. 3263, blz. 297.
17 Hoge Raad 8 november 1933, B. 5496. Zie ook H.J. Hofstra/L.G.M. Stevens, Inkomstenbelasting, blz. 408, 5e druk 1998, Kluwer, Deventer.
18 Resolutie van 29 november 1934, N°. 23, gepubliceerd in B. 5936.
19 Zoals de Fiscale Encyclopedie de Vakstudie (versie 2005.09) deel Inkomstenbelasting, artikelsgewijs commentaar artikel 35, aantekening 424 stelt:
"(...) zodat de ouder de door hem betaalde vermogensbelasting van het minderjarige kind (...), minst genomen, op grond van het vertrouwensbeginsel als aftrekbare kosten kon aanmerken."
20 Gepubliceerd in BNB 1997/320 en V-N 1997 blz. 2661, pt. 10.
21 Zie V-N 1997, blz. 2661, pt. 10.
22 Cursus Belastingrecht, onderdeel Vermogensbelasting, nr. 5.5.0 (versie 2005.4).
23 P.H.F. Baken/J.M.H.M. Hermans, De wijzigingen in de vermogensbelasting met ingang van 1 januari 1981, WFR 1981, blz. 768.
24 Geciteerd in de Vakstudie besluit op de inkomstenbelasting 1941, commentaar op art. 14, nr. 125.
25 T. Blokland, Worden de ouders het kind van de rekening?, MBB 1997, blz. 286. Zie ook: T. Blokland, Over inkomen en vermogen bij minderjarigen bij ouderlijk vruchtgenot in de bundel Tolvrije Gedachten, blz. 57, 1980, Kluwer, Deventer. Van dezelfde auteur: Inkomsten uit vermogen bij minderjarigen van 18 jaar en ouder in WFR 1981, blz. 569.
26 De tekst is geplaatst in Stb. 1964/519.
27 MvT bij wetsvoorstel nr. 5380, blz. 33.
28 Na een voorstel van Stevens in het Weekblad voor Fiscaal Recht nr. 1998/6311, blz. 1470; meegenomen in het Belastingplan 1999 in een Nota van Wijziging. Zie Kamerstukken II, 1998-1999, 26 245, nr. 6.
29 HR 23 november 1932, B. 5322.
30 H.J. Hofstra/L.G.M. Stevens, Inkomstenbelasting, blz. 398, 5e druk 1998, Kluwer, Deventer.
31 Cursus Belastingrecht, onderdeel inkomstenbelasting, artikel 35, nr. 2.3.8 (versie 2005.4).
32 Oorspronkelijk was dat 80%. Zie voor een overzicht de Fiscale Encyclopedie de Vakstudie, deel Vermogensbelasting, artikelsgewijs commentaar bij artikel 14, aantekening 13.
33 Handelingen II 1963-1964, blz. 1918.
34 Kamerstukken 1987-1988, 20 588, nr. 3, blz. 111.
35 Fiscale Encyclopedie de Vakstudie, deel Invordering, artikelsgewijs commentaar bij art. 45, aantekening 1.4 (versie 2005.09).
36 Kamerstukken 1988-1989, 21 135, nr. 3, blz. 16.
37 J.H.P.M. Raaijmakers, Aansprakelijkheid in belastingzaken (FM 73), tweede druk, blz. 25/26, 1999, Kluwer, Deventer.
38 Nergens blijkt uit dat belanghebbende ook daadwerkelijk aansprakelijk is gesteld voor de door het kind verschuldigde vermogensbelasting.
39 Zie onder meer T. Blokland, Familierelaties in de Wet Inkomstenbelasting 2001, WPNR 2001/6471, blz. 1069.