ECLI:NL:PHR:2002:AE9261
Parket bij de Hoge Raad
- H. Huydecoper
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van vennoten in vennootschap onder firma bij veroordeling van de vennootschap
In deze zaak staat de vraag centraal of individuele vennoten van een vennootschap onder firma (v.o.f.) belang kunnen hebben bij het instellen van hoger beroep tegen een veroordelend vonnis dat tegen de vennootschap en de individuele vennoten is gewezen, en dat inmiddels kracht van gewijsde heeft gekregen. De zaak betreft een geschil tussen de verweerder in cassatie, [verweerder], en de vennootschap onder firma Bon Appetit, waarvan de eisers tot cassatie, [eiser 1] en [eiseres 2], vennoten zijn. De kantonrechter te Maastricht heeft op 14 oktober 1998 de vennootschap en de vennoten hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [verweerder]. De rechtbank heeft in het in cassatie bestreden vonnis van 25 januari 2001 geoordeeld dat [eiser] c.s. niet-ontvankelijk zijn in hun hoger beroep, omdat zij geen eigen belang bij de procedure hebben aangetoond. De rechtbank baseert dit oordeel op het gezag van gewijsde van het eerdere vonnis en de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennoten uit hoofde van de wet.
De Hoge Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank. De Hoge Raad stelt dat de aansprakelijkheid van de vennootschap ook de aansprakelijkheid van de individuele vennoten vaststelt, tenzij de vennoten persoonlijke verweren kunnen aanvoeren die hun aansprakelijkheid kunnen uitsluiten. De Hoge Raad benadrukt dat vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap, en dat een vennoot alleen belang heeft bij het aanvoeren van verweren die specifiek op hem van toepassing zijn. De conclusie van de Hoge Raad is dat het cassatiemiddel, dat een andere opvatting verdedigt, niet kan slagen. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beslissing van de rechtbank.