ECLI:NL:PHR:2002:AD6214
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Machielse
- G.P. Hamer
- A.M. Kengen
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep inzake nietigheid van appeldagvaarding en betekening aan detentieadres
In deze zaak heeft de verdachte, die in detentie verbleef, beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was op 19 maart 1998 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden voor diefstal met geweld, gepleegd in vereniging. De advocaat van de verdachte heeft in cassatie twee middelen ingediend. Het eerste middel betoogt dat de aanzegging van het appel door de officier van justitie niet op de juiste wijze is betekend, aangezien deze niet aan het detentieadres van de verdachte is verzonden, maar aan de griffier. Het tweede middel stelt dat het hof de appeldagvaarding nietig had moeten verklaren op basis van de argumenten die in het eerste middel zijn aangevoerd.
De Hoge Raad overweegt dat het proces-verbaal van de zitting in hoger beroep aantoont dat de advocaat van de niet-verschenen verdachte het woord ter verdediging heeft gevoerd. Het arrest van het hof bevat een nadere bewijsoverweging ter weerlegging van het verweer van de advocaat, maar vermeldt niet dat er een verweer is gevoerd over de betekening van de aanzegging van het hoger beroep. De Hoge Raad concludeert dat het eerste middel faalt, omdat de advocaat in hoger beroep geen beroep heeft gedaan op de nietigheid van de appeldagvaarding. Evenzo wordt het tweede middel als tardief beschouwd, omdat de nietigheid niet eerder is bepleit. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft geen gronden gevonden die tot vernietiging van het arrest zouden moeten leiden. De conclusie van de Hoge Raad strekt tot verwerping van het beroep.