1 Zie beroepschrift, blz. 2, vertoogschrift, blz. 2, beroepschrift in cassatie, blz. 1 en verweerschrift in cassatie, blz. 1.
2 Zie nader A.J.H. van Suilen, Risicoreserve (diss.), FM nr. 96, Kluwer Deventer 2001, § 10.3. In § 10.4 van staat een vergelijking met het regime van art. 15b Wet Wet Vpb 1969 .
3 Bij mondelinge uitspraak van 8 december 1999, nr. 96/03194, gepubliceerd in V-N 2000/29.5.1. De mondelinge uitspraak is op verzoek van de inspecteur vervangen door een schriftelijke uitspraak van 31 mei 2000.
4 Overweging 4.5 vormt gelet op de eerdere overweging en het dictum een verschrijving.
5 Het Hof heeft de - na bezwaar verminderde - aanslag die luidde naar een belastbaar bedrag van ƒ 43.613.037 verminderd tot een naar een belastbaar bedrag van ƒ 26.999.905; een vermindering met ƒ 16.613.132. Dit bedrag omvat dus mede de in 1988 (vóór de voeging) betaalde rente. Uit bijlage 23 bij de aangifte blijkt echter dat de verliesverrekeningsruimte slechts ƒ 182.156 beslaat, minder dus dan de in 1988 betaalde rente ad ƒ 246.354. De rente 1988 is in de aangifte 1989 overigens niet in aftrek gebracht; zie bijlage 28 bij die aangifte. De aftrek van de rente 1988 maakt niettemin deel uit van het geschil. Nu de voegingsvoorwaarde voor de verrekening van voorvoegingsverliezen in de processtukken niet aan de orde komt en wij de gestelde voegingsvoorwaarden niet kennen, ga ik hierop niet in.
6 Aangezien de voorwaarden voor toepassing van beide bijzondere rechtsmiddelen dezelfde zijn, maak ik hierna geen onderscheid tussen beide rechtsmiddelen.
7 Zie voor een bespreking van deze arresten de bijlage bij de conclusies van mijn ambtgenoot Van Kalmthout van 22 december 2000 in de zaken met de nummers 35.595 en 35.890.
8 Zie ook de in de vorige noot genoemde bijlage van mijn ambtgenoot Van Kalmthout, punt 2.5.
9 Den Boer, Koopman en Wattel: Fiscaal Commentaar, Algemeen Belastingrecht, 1999, blz. 70.
10 Belastingadviseursnewspeak omvat soms macabere termen.
11 Opgenomen in V-N 1993/2424.
12 Zie V-N 1993/2426, blz. 2431/2432.
13 T.a.p., blz. 2438.
14 Kamerstukken II, 1995/96, 24 696, nr. 3, blz. 21-22.
15 Punt 7 van het Nader rapport, Kamerstukken II, 1995/96, 24 696, B, blz. 7.
16 Kamerstukken II, 1995/96, 24 696, nr. 5, blz. 21.
17 Kamerstukken II, 1995/96, 24 696, nr. 3, blz. 38. Zie ook A.J.H. van Suilen, Risicoreserve (diss.), FM nr. 96, 2001, blz. 121, en S.E. Faber en J.A.G. van der Geld, Het wetsvoorstel tegen winstdrainage en ter versterking van de fiscale infrastructuur, WFR 1996/6200 (blz. 749 t/m 775), onder 4.3, blz. 770.
18 Zie het Mededingingsverslag van de Commissie, blz. 195 (bijlage 7 bij het beroepschrift).
19 Zie bijlage 7 bij het beroepschrift.
20 Zie Van Suilen, diss. blz. 424.
21 F.C. de Hosson: Bijzondere fiscale regimes en het communautaire recht; WFR 1996/6208, blz. 1111 e.v.).
22 CFC = controlled foreign corporation. Daarmee wordt wetgeving bedoeld waarmee door de buitenlandse beleggingsdochter heen gekeken wordt, zodat zij als vaste inrichting beschouwd wordt en haar buitenlandse winst dus rechtstreeks, in hetzelfde jaar, als binnenlands belaste winst van de moedervennootschap wordt aangemerkt, met verrekening van de in het buitenland geheven (if any) winstbelasting.
23 Zie nader: Beggar thy neighbour, WFR 1996/6225, blz. 1854, met naschrift van De Hosson in WFR 1196/6225, blz. 1858.
24 'Harmful tax competition: an emerging global issue', 27 april 1998, OECD publications, Paris, 1998.
25 Zie Kapteyn en VerLoren van Themaat, Inleiding tot het recht van de Europese Gemeenschappen, 5e herz. druk, Kluwer - Deventer 1995, blz. 97.
26 Zie punt 4.7 van het beroepschrift, blz. 10-11.
27 HvJ EG 14 december 1995, gevoegde zaken C-430/93 en C-431/93 (Van Schijndel en Van Veen), Jur. 1995 blz. I-4705, en HvJ EG 14 december 1995, zaak C-312/93 (Peterbroeck), Jur. 1995 blz. I-4599.
28 Strikt genomen is slechts 1989 in geschil, materieel ook 1988 vanwege de voorvoegingsverliesverrekening.
29 Pb. EG 12 juli 1960 nr. L 043, blz. 921.
30 Pb. EG 22 januari 1963 nr. L 009, blz. 62.
31 Richtlijn 85/583/EEG, Pb. 31 december 1985, nr. L 372, blz. 39.
32 Richtlijn 86/566/EEG, Pb. 26 november 1986, nr. L 332, blz. 22.
33 Pb. EG 8 juli 1988, nr. L 178, blz. 5.
34 Zie HvJ EG 11 november 1981, zaak 203/80 (Casati), Jur. 1981, blz. 2595. Vgl. Peter Oliver en Jean-Pierre Baché, CMLRev. 26 (1989): blz. 61-81, P.J. Wattel, Handboek IBR, Delwel Den Haag, losbaldig, deel 2, onderdeel II.1, nr. 4.4.1., blz. II.1.4-13 en de conclusie van A-G Van den Berge, punt 4.1.1 voor HR 11 februari 1998, BNB 1998/158, m.n. J.A.G. van der Geld.
35 HvJ EG 23 februari 1995, zaak C-358/93 en C-416/93, Jur. 1995, blz. I-361, punt 33.
36 HvJ EG 6 juni 2000, zaak C-35/98 (Verkooijen), BNB 2000/329, met noot Burgers, punt 33.
37 HvJ EG 16 maart 1999, zaak C-222/97 (Trummer/Mayer), NJ 1999/714, punt 20.
38 Vgl. HvJ EG 6 juni 2000, zaak C-35/98 (Verkooijen), BNB 2000/329, met noot Burgers, punt 28.
39 Zie noot 34.
40 HvJ EG 26 oktober 1999, Zaak C-294/97 (Eurowings), Jur EG 1999 blz. I-7447, punt 44 - 46.
41 U zie met name de zaken Van Binsbergen (HvJ EG 3 december 1974, zaak 33/74, Jurispr. 1974 blz. 1299), Knoors (HvJ EG 7 februari 1979, zaak 115/78, Jurispr. 1979 blz. 399), Claude Gullung (HvJ EG 19 januari 1988, zaak 292/86, Jur. 1988, blz. 111), Centros (HvJ EG 9 maart 1999, zaak C-212/97, Jurispr. 1999 blz. I-1459), Kefalas (HvJ EG 12 mei 1998, zaak C-367/96, Jurispr. 1998 blz. I-2843), TV 10 (HvJ EG 5 oktober 1994, zaak C-23/93, Jurispr. 1994 blz. I-4795), Segers (HvJ EG 10 juli 1986, zaak 79/85, Jurispr. 1986 blz. 2375), Leclerc v. Au blé vert (HvJ EG 10 januari 1985, zaak 229/83, Jur. 1985, blz. 1), Surinder Singh (HvJ EG 7 juli 1992, zaak C-370/90, Jur. 1992, blz. I-4265) Factortame II (HvJ EG 25 juli 1991, zaak C-221/89, Jurispr. 1991 blz. I-3905), Raulin (HvJ EG 26 februari 1992, zaak C-357/89, Jurispr. 1992 blz. I-1027) en Sylvie Lair (HvJ EG 21 juni 1988, zaak 39/86, Jurispr. 1988 blz. 3161).
42 Zie ook P.J. Wattel: Misbruik van Europees recht: rede UvA, 1993.
43 HvJ EG 5 oktober 1994, zaak C-23/93, Jur. 1994, blz. I-4795.
44 HvJ EG 12 mei 1998, zaak C-367/96, Jur. 1996, blz. I-2843.
45 HR 18 januari 1989, BNB 1989/67, en HR 9 mei 1990, BNB 1990/184.
46 Beroepschrift in cassatie, blz. 2.
47 Bedoeld zal zijn: "ontkend".
48 HR 8 juli 1996, BNB 1996/330, r.o. 3.4.
49 HR 20 december 1989, BNB 1990/57 m.nt. G.J. van Leijenhorst en HR 15 december 1993, BNB 1994/55. Zie ook HR 27 november 1991, BNB 1992/35, m.nt. G.J. van Leijenhorst.
50 Het beroepschrift, blz. 2, en het vertoogschrift, blz. 4, onder 5.2 De reorganisatie, 1e alinea, voeren tot de conclusie dat de aandeelhouder van de belanghebbende, C (in de stukken aangeduid als C) ook vóór de gewraakte herstructurering het (middellijke) belang in B B.V. en E BV hield.
51 Dat wil zeggen: voor boekjaren die aanvangen op of na 24 december 1996.
52 Dat wil zeggen: voor boekjaren die aanvangen op of na 24 december 1996.
53 Kamerstukken II, 1995/96, 24 696, nr. 5, blz 4.
54 Art. 39, lid 1 jo 2, onderdeel a Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (voor 2001: art. 10, lid 2 jo lid 3, onderdeel a Besluit voorkoming dubbele belasting 1989).
55 In dat geval wordt in ieder geval 17,5% van de buitenlandse winst uit onderneming verrekend, zodat per saldo de helft van de in beginsel in Nederland verschuldigde belasting resteert. Weliswaar bestond deze regeling in 1989 nog niet, maar nu het criterium procentueel is, lijkt het mij bruikbaar als indicatie.