ECLI:NL:PHR:1999:AA3862
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van de staatssecretaris van Financiën inzake fiscale herkwalificatie van een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule
In deze zaak is het cassatieberoep ingesteld door de staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam van 11 september 1997. De zaak betreft de fiscale kwalificatie van een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule die door de belanghebbende is verkocht aan D. De belanghebbende werd vertegenwoordigd door C, terwijl D werd vertegenwoordigd door F en G. De koopsom van ƒ 150.000 werd niet direct voldaan, maar was opeisbaar zodra de afkoopsom van de polis was uitbetaald aan de notaris. De notaris ontving op 24 juni 1991 een bedrag van ƒ 209.445 van de verzekeraar en heeft dit bedrag op 26 juni 1991 verdeeld onder verschillende partijen, waaronder de belanghebbende.
De Inspecteur van de Belastingdienst heeft een navorderingsaanslag opgelegd aan de belanghebbende voor het bedrag van ƒ 150.000, wat door de belanghebbende werd betwist. Het hof heeft de navorderingsaanslag vernietigd, maar de staatssecretaris stelt in cassatie dat er sprake is van fiscale herkwalificatie. De kern van het geschil is of het bedrag van ƒ 150.000 moet worden aangemerkt als inkomsten volgens de Wet op de inkomstenbelasting 1964 of niet. Het hof heeft geoordeeld dat de koopovereenkomst als een schijntransactie moet worden aangemerkt, maar de staatssecretaris betwist deze kwalificatie en stelt dat de feiten anders moeten worden gewaardeerd.
De conclusie van de advocaat-generaal is dat het cassatieberoep moet worden verworpen, omdat de staatssecretaris geen klachten heeft ingediend tegen de uitspraak van het hof. De zaak heeft implicaties voor de fiscale behandeling van dergelijke transacties en de mogelijkheid van herkwalificatie in belastingzaken.