ECLI:NL:PHR:1999:18
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Van Dorst
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van verzoeker aan de Bondsrepubliek Duitsland
In deze zaak heeft de rechtbank te Zwolle op 24 februari 1999 de uitlevering van de verzoeker aan de Bondsrepubliek Duitsland toelaatbaar verklaard. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G. Meijers uit Amsterdam, heeft cassatie ingesteld op basis van één middel. Dit middel betreft het ontbreken van het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank van 10 februari 1999. De rechtbank heeft echter het proces-verbaal nagezonden en in kopie aan mr. Meijers toegestuurd. Gezien deze omstandigheden oordeelt de Hoge Raad dat het middel feitelijke grondslag mist, omdat het proces-verbaal inmiddels beschikbaar is gesteld aan de verdediging.
De conclusie van de Procureur-Generaal, mr. Van Dorst, is dat er geen gronden zijn gevonden waarop de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak zou moeten vernietigen. De conclusie strekt dan ook tot verwerping van het beroep. Dit betekent dat de beslissing van de rechtbank te Zwolle om de uitlevering toelaatbaar te verklaren, in stand blijft. De zaak benadrukt het belang van de beschikbaarheid van processtukken in het strafrecht en de rol van de Hoge Raad in het cassatieproces.