ECLI:NL:PHR:1999:18

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
17 augustus 1999
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
112.464
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van verzoeker aan de Bondsrepubliek Duitsland

In deze zaak heeft de rechtbank te Zwolle op 24 februari 1999 de uitlevering van de verzoeker aan de Bondsrepubliek Duitsland toelaatbaar verklaard. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G. Meijers uit Amsterdam, heeft cassatie ingesteld op basis van één middel. Dit middel betreft het ontbreken van het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank van 10 februari 1999. De rechtbank heeft echter het proces-verbaal nagezonden en in kopie aan mr. Meijers toegestuurd. Gezien deze omstandigheden oordeelt de Hoge Raad dat het middel feitelijke grondslag mist, omdat het proces-verbaal inmiddels beschikbaar is gesteld aan de verdediging.

De conclusie van de Procureur-Generaal, mr. Van Dorst, is dat er geen gronden zijn gevonden waarop de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak zou moeten vernietigen. De conclusie strekt dan ook tot verwerping van het beroep. Dit betekent dat de beslissing van de rechtbank te Zwolle om de uitlevering toelaatbaar te verklaren, in stand blijft. De zaak benadrukt het belang van de beschikbaarheid van processtukken in het strafrecht en de rol van de Hoge Raad in het cassatieproces.

Conclusie

Nr. 112.464 U
Zitting 17 augustus 1999
Mr Van Dorst
Conclusie inzake:
[de opgeëiste persoon]
Edelhoogachtbaar College,
1. De rechtbank te Zwolle heeft bij uitspraak van 24 februari 1999 de uitlevering van verzoeker aan de Bondsrepubliek Duitsland toelaatbaar verklaard.
2. Namens verzoeker heeft mr. G. Meijers, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld waarin wordt geklaagd over het ontbreken van het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank van 10 februari 1999.
3. Bedoeld proces-verbaal is door de rechtbank nagezonden en in copie toegezonden aan mr. Meijers. Bij deze stand van zaken moet worden geoordeeld dat het middel feitelijke grondslag mist.
4. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,