Conclusie
Mr Machielse
Zitting 3 februari 1998
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak, behandeld op 3 februari 1998, gaat het om de gevolgen van de vernietiging van een strafzaak voor een ontnemingszaak. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen grond aanwezig is voor het ambtshalve vernietigen van de bestreden uitspraak. De zaak betreft een betalingsverplichting die aan de verzoeker is opgelegd ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (w.v.v.) dat de betrokkene heeft verkregen in de hoofdzaak. De Hoge Raad heeft eerder een arrest gewezen waarin bepaalde beslissingen van het Hof zijn vernietigd, maar dit doet niets af aan de huidige uitspraak. Volgens artikel 557.4 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan de uitspraak op vordering van het Openbaar Ministerie (OM) pas ten uitvoer worden gelegd nadat de veroordeling in kracht van gewijsde is gegaan. Tevens vervalt de uitspraak op vordering van het OM van rechtswege als de veroordeling van de verdachte achterwege blijft. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de cassatie niet ontvankelijk is, omdat de middelen van cassatie niet zijn ingediend bij de Hoge Raad. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.