ECLI:NL:PHR:1996:AA1878
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Van Soest
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake de etikettering van onroerend goed in gesplitst gebruik voor belastingdoeleinden
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam. De belanghebbende, X, is eigenaar van twee panden en heeft deze in 1976 in gebruik genomen voor een cafetariabedrijf, terwijl hij de bovenverdiepingen als woning gebruikte. Bij de start van de bedrijfsuitoefening werd de waarde van de panden vastgesteld op ƒ 190.000, waarbij 60% tot het ondernemingsvermogen en 40% tot het privévermogen werd gerekend. In 1985 verpachtte X het bedrijf en verhuurde hij de panden aan de pachter. In 1989 werd de pachtovereenkomst ontbonden en gingen de panden volledig tot het privévermogen van X behoren, met een waarde van ƒ 390.000. Het geschil betreft de vraag of de onttrekking aan het ondernemingsvermogen moet worden gesteld op ƒ 234.000 of op ƒ 342.500, zoals de inspecteur stelt. Het hof heeft in het voordeel van de belanghebbende beslist, wat de staatssecretaris in cassatie aanvecht. De Hoge Raad overweegt dat de etikettering van de panden in gesplitst gebruik rechtens mogelijk is en dat de keuze van de belanghebbende bindend is voor de belastingadministratie. De conclusie van de procureur-generaal is dat het middel ongegrond is en het beroep verworpen moet worden.