Beschikking d.d. 28 juli 2011, nr. 2010/45406 - 45407
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Sint Maarten,
X te Y, belanghebbende,
gemachtigde Z,
de Inspecteur der Belastingen op Sint Maarten.
1.1 Aan belanghebbende is op 8 juli 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2003 naar een belastbaar inkomen van Naf 147.157. Voorts zijn aan belanghebbende op 2 juni 2008 respectievelijk 8 juli 2008 aanslagen in de inkomstenbelasting opgelegd voor de jaren 2004 en 2005 naar belastbare inkomens van respectievelijk Naf 118.954 en Naf 116.561.
1.2 Belanghebbende is op 9 juli 2008 (inzake de aanslag voor 2003), 9 juni 2008 (inzake de aanslag voor 2004) en 9 juli 2008 (inzake de aanslag voor 2005) tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslagen. Bij uitspraken van 30 juni 2010 heeft de Inspecteur de aanslagen gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is op 14 juli 2010, tijdig, tegen deze uitspraken in beroep gekomen.
1.4 De Inspecteur heeft vertoogschriften ingediend.
1.5 Ter zitting van 10 mei 2011 te Philipsburg zijn verschenen belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde, en A namens de Inspecteur.
1.6 De gemachtigde heeft ter zitting een pleitnota met diverse bijlagen overgelegd.
2. De tussen partijen vaststaande feiten
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1 Belanghebbende, werkzaam in dienstbetrekking, komt niet in aanmerking voor een verplichte aanslag in de inkomstenbelasting. Hij heeft telkens binnen 18 maanden na afloop van het belastingjaar verzocht om het opleggen van een aanslag door middel van een zogeheten T-biljet op de voet van artikel 41B van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943. Voor de onderhavige jaren zijn in de aangiften de volgende belastbare inkomens vermeld: Naf 138.358 (2003), Naf 106.136 (2004) en Naf 106.374 (2005). In afwijking van de aangiften heeft de Inspecteur de belastbare inkomens vastgesteld op Naf 147.157 (2003), Naf 118.954 (2004) en Naf 116.561 (2005).
2.2 De door de Inspecteur gehanteerde correcties hebben betrekking op de volgende door belanghebbende in aftrek geclaimde bedragen:
2.3 De correcties zijn door de Inspecteur gebaseerd op het ontbreken van (voldoende) bewijsstukken van (de betaling van) de opgevoerde kosten.
2.4 Belanghebbende heeft diverse bewijsstukken betrekking hebbend op de in aftrek geclaimde kosten in de beroepsfase overlegd. Zij behoren tot de stukken van het geding.
Tussen partijen is uiteindelijk uitsluitend in geschil het antwoord op de vraag of uit artikel 41B van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB), in verbinding met artikel 6 lid 4 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL), volgt dat de bewijsstukken van gemaakte en in aftrek geclaimde kosten aan de Inspecteur dienen te worden overgelegd uiterlijk bij het indienen van de aangifte, althans binnen anderhalf jaar na afloop van het belastingjaar. Ter zitting hebben partijen verklaard dat zij bij een ontkennende beantwoording van de vraag akkoord zijn met een vermindering van de belastbare inkomens van telkens Naf 10.000.
4. De standpunten van partijen
4.1 Belanghebbende stelt zich op het standpunt de in aftrek geclaimde kosten voldoende aannemelijk te hebben gemaakt. Hij stelt voorts dat in artikel 41B LIB geen termijn is bepaald voor het overleggen van bewijsstukken zodat hij recht heeft op teruggave van de teveel geheven inkomstenbelasting.
4.2 De Inspecteur heeft zich, zo ter zitting nader is gebleken, op het standpunt gesteld dat belanghebbende de betreffende bewijsstukken ingevolge artikel 41 B van de LIB niet tijdig heeft overgelegd. Dat had moeten gebeuren bij het indienen van de aangifte, althans binnen anderhalf jaar na afloop van het belastingjaar.
4.3 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 Artikel 41B van de LIB luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“1. Een aanslag wordt niet vastgesteld en verrekening van voorheffingen blijft achterwege tenzij:
a. (…)
c. de belastingplichtige binnen 18 maanden na afloop van het belastingjaar aangifte heeft gedaan.
(…)”
5.2 Artikel 6 lid 4 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL) houdt in dat een ieder aan wie een aangiftebiljet is uitgereikt, gehouden is aangifte te doen door dat biljet duidelijk, stellig en zonder voorbehoud, ingevuld en ondertekend, met de daarin gevraagde bescheiden, in te leveren.
5.3 De Inspecteur stelt, naar de Raad begrijpt, dat het insturen van een aangiftebiljet waarin kosten worden opgevoerd, zonder daarvan bij het indienen van de aangifte, althans binnen de in 5.1 bedoelde 18 maanden, bewijsstukken zoals betalingsbewijzen in te leveren, niet leidt tot het doen van de vereiste aangifte in de zin van artikel 6 lid 4 van de ALL. Alsdan kunnen de in aftrek geclaimde kosten niet in aftrek worden geaccepteerd en moet teruggave van belasting op de voet van artikel 41B van de LIB achterwege blijven.
5.4 De Raad is van oordeel dat die opvatting van de Inspecteur geen steun vindt in het recht. Noch in de tekst van de Landsverordeningen, noch in de wetshistorie van de genoemde artikelen, noch in hun strekking is steun te vinden voor de opvatting dat de indiener van een zogeheten T-biljet niet in de fase van bezwaar of in de fase van beroep bewijs van zijn gemaakte en in aftrek gebrachte kosten kan overleggen aan de Inspecteur. In het aangiftebiljet wordt ook niet verzocht om het op voorhand meesturen van betalingsbewijzen van in aftrek gebrachte kosten. Ook de opvatting dat de bewijsstukken binnen anderhalf jaar na afloop van het betreffende belastingjaar moeten zijn ingediend bij de Inspecteur, vindt geen steun in het recht. De Raad volgt de opvatting van de Inspecteur dan ook niet.
5.5 Gelet op hetgeen de Inspecteur ter zitting heeft verklaard zoals weergegeven onder 3, heeft het onder 5.1 tot en met 5.4 overwogene tot gevolg dat de door belanghebbende in aftrek geclaimde kosten in aanmerking moeten worden genomen.
5.6 Uit het hiervoor overwogene volgt dat de uitspraken niet in stand kunnen blijven. De belastbare inkomens van belanghebbende dienen alsnog te worden verminderd met telkens Naf 10.000, derhalve voor de respectieve jaren 2003, 2004 en 2005 op Naf: 137.157, Naf 108.954 en Naf 106.561.
De Raad verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de beschikkingen waarvan beroep en vermindert de aanslagen in de inkomstenbelasting tot aanslagen naar belastbare inkomens van Naf 137.157 (2003), Naf 108.954 (2004) en Naf 106.561 (2005).
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, C.W.M. van Ballegooijen en E.F. Faase in tegen¬woor¬dig¬heid van de secretaris mr. P. Isenia en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2011.