ECLI:NL:ORBBNAA:2011:BR5481

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
28 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2010/45951
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op aftrek van persoonlijke en buitengewone lasten voor penshonado met inkomen uit binnenlandse en buitenlandse bronnen

In deze zaak gaat het om een penshonado die aanspraak maakt op aftrek van persoonlijke en buitengewone lasten van zijn inkomen uit binnenlandse bronnen. De belanghebbende heeft in 2007 bezwaar aangetekend tegen aanslagen in de inkomstenbelasting voor de jaren 2003 en 2004, die door de Inspecteur zijn verminderd. Voor het jaar 2005 heeft de belanghebbende te laat bezwaar gemaakt, wat door de Inspecteur is betwist. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 28 juli 2011 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de belanghebbende recht heeft op aftrek van persoonlijke lasten en buitengewone lasten, zoals premies AOV-AWW en onderhoudskosten van de eigen woning, van zijn inkomen uit binnenlandse bronnen. De Raad stelt vast dat de uitspraken van de Inspecteur voor de jaren 2003 en 2004 niet in stand kunnen blijven, omdat de belastingaanslagen moeten worden verminderd conform de door belanghebbende ingediende aangiften. De Raad verklaart de beroepen voor de jaren 2003 en 2004 gegrond en vernietigt de beschikkingen van de Inspecteur, terwijl het beroep voor het jaar 2005 ongegrond wordt verklaard.

Uitspraak

Beschikking d.d. 28 juli 2011, nrs. 2010/45951
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Sint Maarten
inzake:
X te Y, belanghebbende,
gemachtigde Z,
tegen
de Inspecteur der Belastingen op Sint Maarten.
1. Het procesverloop
1.1. Aan belanghebbende zijn op 30 mei 2007 aanslagen in de inkomstenbelasting opgelegd voor de jaren 2003 en 2004. Ook is aan belanghebbende een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2005, en wel op 31 juli 2008.
1.2. Belanghebbende is op 13 juni 2007 in bezwaar gekomen tegen de aanslagen voor de jaren 2003 en 2004, dus tijdig. Bij uitspraken van 15 september 2009 heeft de Inspecteur deze aanslagen verminderd naar belastbare inkomens van Naf. 138.849 (2003) en Naf. 145.669 (2004). Ook tegen de aanslag voor het jaar 2005 heeft belanghebbende bezwaar ingediend (op 3 november 2008, dus te laat), waarop de Inspecteur ook op 15 september 2009 uitspraak heeft gedaan.
1.3. Belanghebbende is op 9 november 2010, tijdig, tegen de uitspraken van de Inspecteur inzake de jaren 2003, 2004 en 2005 in beroep gekomen.
1.4. De Inspecteur heeft vertoogschriften ingediend.
1.5. Ter zitting van 10 mei 2011 te Philipsburg zijn verschenen A namens de Inspecteur en Z namens belanghebbende.
1.6. De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota ingebracht.
1.7. Ter zitting heeft de Inspecteur toegezegd dat de beschikking van de Raad inzake de jaren 2003 en 2004 door haar ambtshalve zal worden toegepast voor de jaren 2005 en 2006.
2. Ontvankelijkheid
2.1. Ingevolge artikel 29 van de Algemene landsverordening landsbelastingen (ALL) moet een bezwaarschrift binnen twee maanden na dagtekening van een aanslag worden ingediend. In het onderhavige geval is het bezwaarschrift met betrekking tot het jaar 2005 pas na afloop van die termijn en dus te laat binnengekomen bij de Inspecteur.
2.2. Ingeval een bezwaarschrift na afloop van de bezwaartermijn binnenkomt, blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat belanghebbende in verzuim is. Met andere woorden: de termijnoverschrijding moet verschoonbaar zijn.
2.3. De Inspecteur heeft gemotiveerd betwist dat het bezwaarschrift tegen de aanslag voor het jaar 2005 tijdig is ingediend. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de Raad geen feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt die kunnen leiden tot het oordeel dat dit bezwaarschrift verschoonbaar te laat is ingediend. De Inspecteur heeft belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaard in de uitspraak op bezwaar.
3. De tussen partijen vaststaande feiten
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
3.1. Belanghebbende is een penshonado in de zin van artikel 23B van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting 1943, hierna: de LVI. Hij heeft daartoe bij brief d.d. 20 februari 2002 een verzoek ingediend en de Inspecteur heeft dit verzoek bij brief d.d. 16 december 2005 goedgekeurd.
3.2. Belanghebbende genoot in de onderhavige jaren inkomen uit zowel binnenlandse als buitenlandse bronnen.
3.3. Belanghebbende betaalde in 2003 Naf 3.271 aan premie AOV-AWW en premie voor een levensverzekering. Zijn aangegeven belastbaar inkomen over 2003 bedroeg Naf 135.578. De Inspecteur heeft de aangegeven aftrek van Naf 3.271 niet geaccepteerd en het belastbare inkomen vastgesteld op Naf 138.849.
3.4. Belanghebbende betaalde in 2004 Naf 2.153 aan premie AOV-AWW en premie voor een levensverzekering en Naf 3.000 aan onderhoudskosten van de eigen woning. Zijn aangegeven belastbaar inkomen over 2004 bedroeg Naf 140.516. De Inspecteur heeft de aangegeven aftrekken van samen Naf 5.153 niet geaccepteerd en het belastbare inkomen vastgesteld op Naf 145.669.
4. Geschil en standpunten van partijen
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op aftrek van persoonlijke lasten en buitengewone lasten op zijn inkomen uit binnenlandse bronnen, zoals hij stelt en de Inspecteur ontkent.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Ingevolge artikel 23B, lid 1, LVI kan het zuiver inkomen van de penshonado, voor zover het betreft de zuivere opbrengst van buitenlandse bronnen, worden belast naar een vast tarief van 10 percent, inclusief opcenten. Artikel 23E, lid 1, LVI vermeldt wat in dit verband tot opbrengst van buitenlandse bronnen moet worden gerekend.
5.2. In afwijking van de regel dat het zuiver inkomen van de penshonado wordt belast tegen het hiervoor vermelde tarief, wordt ingevolge artikel 23E, lid 9, LVI de opbrengst van een aantal ‘lokale’ inkomstenbronnen (genoemd in artikel 23D, lid 3, LVI) belast naar het normale tarief op basis van artikel 24, lid 1, LVI. Uit de wet volgt aldus dat de opbrengst van de bronnen waarop de penshonado-regeling niet van toepassing is, moeten worden belast volgens het normale tarief.
5.3. Voorts heeft te gelden dat het zuiver inkomen van de penshonado in beginsel op dezelfde manier moet worden berekend als het zuiver inkomen van andere binnenlandse belastingplichtigen, dat is op de voet van hoofdstuk II LVI. Mitsdien dient in een geval als het onderhavige, waarin zowel sprake is van penshonado-inkomen als van opbrengst van bronnen waarop de penshonado-regeling niet van toepassing is, eerst het zuiver inkomen op de voet van hoofdstuk II LVI te worden vastgesteld, terwijl pas daarna de penshonado-regeling van artikel 23B LVI e.v. kan worden toegepast op de inkomensbestanddelen die daarvoor in aanmerking komen (vergelijk de Beschikking van de Raad van Beroep van 15 oktober 1999, nr. 1998/214).
5.4. Om het zuiver inkomen te bepalen, moeten, naar luid van artikel 3, lid 3, LVI, de persoonlijke lasten (artikel 16 LVI) en de buitengewone lasten (artikel 16A LVI) in mindering worden gebracht.
5.5. Hieraan doet naar het oordeel van de Raad niet af dat, zoals de Inspecteur naar voren heeft gebracht, artikel 23E, lid 4, LVI bepaalt dat voor de toepassing van de artikelen 23B en 23C LVI onder meer de artikelen 16 en 16A LVI buiten aanmerking blijven. In een geval als het onderhavige, waarin sprake is van zowel penshonado-inkomen als inkomen uit binnenlandse bronnen, dient aftrek te worden verleend voor de persoonlijke verminderingen, persoonlijke lasten en buitengewone lasten ex artikelen 16 en 16A LVI op de door belanghebbende genoten opbrengsten uit reguliere inkomsten in de zin van artikel 23D, lid 3, LVI.
5.6. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de uitspraken wat betreft de jaren 2003 en 2004 niet in stand kunnen blijven. Het belastbare inkomen van belanghebbende dient te worden verminderd conform de door belanghebbende ingediende aangiften.
6. Beslissing
De Raad verklaart de beroepen inzake de jaren 2003 en 2004 gegrond, vernietigt de beschikkingen waarvan beroep met betrekking tot die jaren en vermindert de aanslagen in de inkomstenbelasting voor de jaren 2003 en 2004 tot aanslagen berekend naar belastbare inkomens van achtereenvolgens Naf. 135.578 en Naf. 140.516.
De Raad verklaart het beroep inzake het jaar 2005 ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, C.W.M. van Ballegooijen en E.F. Faase in tegenwoordigheid van de secretaris mr P. Isenia en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2011.