Beschikking d.d. 3 september 2010, nr. 2009/0050
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao,
[belanghebbende], te Curaçao, belanghebbende,
de Inspecteur der Belastingen op Curaçao.
1.1 Aan belanghebbende is op 28 december 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2002 naar een belastbaar inkomen van Naf 93.250.
1.2 Belanghebbende is op 23 mei 2008 in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraak van 28 november 2008 heeft de Inspecteur belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar en de aanslag ambtshalve verminderd naar een belastbaar inkomen van Naf 9.089.
1.3 Belanghebbende is op 8 januari 2009 tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
1.4 De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5 Ter zitting van 14 april 2010 te Willemstad zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde, alsmede de Inspecteur.
2. De tussen partijen vaststaande feiten
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1 Belanghebbende heeft voor het jaar 2002 geen aangifte inkomstenbelasting gedaan.
2.2 Met dagtekening 28 december 2007 is de aanslag inkomstenbelasting 2002 opgelegd naar een belastbaar inkomen van Naf 93.250.
2.3 Belanghebbende heeft op 23 mei 2008 een aangiftebiljet ingediend over 2002, met daarin opgave van een belastbaar inkomen van Naf 6.193. De Inspecteur heeft dit aangemerkt als het indienen van een bezwaarschrift.
2.4 Bij de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar en ambtshalve de aanslag verminderd naar een belastbaar inkomen van Naf 9.089. Het verschil tussen het belastbaar inkomen in de aangifte en het nader vastgestelde belastbaar inkomen van Naf 2.896 betreft een correctie wegens privé-gebruik. Over het vastgestelde belastbaar inkomen is geen inkomstenbelasting verschuldigd.
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende ontvankelijk is in zijn bezwaar en of de Inspecteur de correctie op het belastbaar inkomen terecht heeft aangebracht.
4. De standpunten van partijen
4.1 Belanghebbende is het niet eens met de niet-ontvankelijk verklaring. Hij stelt dat hem nooit een aangiftebiljet is toegezonden. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat hij het aanslagbiljet wel heeft ontvangen.
4.2 De Inspecteur stelt dat belanghebbende de wettelijke termijn van twee maanden voor het maken van bezwaar heeft overschreden. Daarnaast concludeert de inspecteur dat belanghebbende geen belang heeft bij dit beroep nu over het vastgestelde belastbaar inkomen geen belasting is verschuldigd.
4.3 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Ingevolge art. 29, lid 1, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen kan degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet of van het ter post bezorgde of uitgereikte afschrift van de beschikking een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Inspecteur.
5.2 Nu het aanslagbiljet is gedagtekend 28 december 2007 en het bezwaarschrift eerst bij de Inspecteur is binnengekomen op 23 mei 2008 is de termijn van twee maanden overschreden. Belanghebbende heeft geen omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden geoordeeld dat het overschrijden van deze termijn niet aan hem is te wijten.
5.1 Uit het hiervoor overwogene volgt dat de Inspecteur in de uitspraak op bezwaar belanghebbende terecht niet ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar.
De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Alsdan gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, C.W.M. van Ballegooijen en J.B.H. Röben in tegenwoordigheid van de secretaris M. Rienhart en uitgesproken in het openbaar op 3 september 2010.