ECLI:NL:ORBBNAA:2010:BQ8887

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
3 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2009/0195
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijstelling van invoerrechten voor motorfiets bij verhuizing naar Curaçao

In deze zaak hebben belanghebbenden, die van Nederland naar Curaçao wilden verhuizen, een verzoek ingediend voor vrijstelling van invoerrechten bij de invoer van een motorfiets, merk en type Harley Davidson FLSTC, kenteken MH-BR-19. De Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen op Curaçao had eerder hun verzoek om vrijstelling afgewezen, met de argumentatie dat de motor niet kwalificeerde als een personenvoertuig in de zin van de Landsverordening tarief van invoerrechten (Lvti) en dat er geen sprake was van onafgebroken gebruik van de motor voorafgaand aan de inscheping in december 2008.

Het proces begon met een beschikking van 30 januari 2009, waarin het verzoek van belanghebbenden werd afgewezen. Na een hoorzitting en een afwijzing van het bezwaar op 7 juli 2009, hebben belanghebbenden beroep aangetekend. Tijdens de zitting op 13 april 2010 werd het standpunt van beide partijen besproken. Belanghebbenden stelden dat de motor voor zowel privé- als zakelijk verkeer werd gebruikt en dat de schorsing van het kentekenbewijs tijdens de wintermaanden een normaal gebruik was.

De Raad voor de Rechtspraak heeft de argumenten van belanghebbenden overwogen en vastgesteld dat de motor in de periode voorafgaand aan de verhuizing in gebruik was. De Raad oordeelde dat de schorsing van het kentekenbewijs tijdens de herfst en winter niet in strijd was met het normale gebruik van de motor. Uiteindelijk heeft de Raad het beroep gegrond verklaard en vrijstelling van invoerrechten verleend voor de motorfiets, op basis van de voorwaarden die in de Lvti zijn gesteld.

Uitspraak

Beschikking d.d. 3 september 2010, nr. 2009/0195
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao,
inzake:
[belanghebbenden], te Curaçao, belanghebbenden,
tegen
de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen op Curaçao.
1. Het procesverloop
1.1 Aan belanghebbenden is op 30 januari 2009 een beschikking afgegeven waarbij het verzoek van belanghebbenden van 28 oktober 2008 om vrijstelling van invoerrechten bij de invoer van een motorfiets, merk en type Harley Davidson FLSTC, kenteken MH-BR-19 (hierna: de motor), is afgewezen.
1.2 Belanghebbenden zijn op 25 februari 2009 tijdig in bezwaar gekomen tegen de beschikking. Op 16 april 2009 is één van de belanghebbenden op zijn bezwaar gehoord. Een afschrift van een intern verslag van dit hoorgesprek behoort tot de stukken van het geding. Bij uitspraak van 7 juli 2009 heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbenden afgewezen.
1.3 Belanghebbenden zijn bij geschrift van 17 augustus 2009, door de Raad ontvangen op 18 augustus 2009, tijdig tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
1.4 De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5 Ter zitting van 13 april 2010 te Willemstad zijn verschenen belanghebbenden en de Inspecteur.
1.6 Belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen. Exemplaren hiervan met één bijlage zijn aan de Inspecteur en de Raad overgelegd.
2. De tussen partijen vaststaande feiten
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1 Belanghebbenden hebben, omdat zij voornemens waren vanuit Y in Nederland naar Curaçao te verhuizen, op 28 november 2007 op Curaçao een perceel grond gekocht voor de bouw van een woning.
De te bouwen woning zou in september 2008 worden opgeleverd en het was de bedoeling van belanghebbenden in die maand naar Curaçao te verhuizen. De eerste oplevering vond evenwel plaats in december 2008. Noodgedwongen zijn belanghebbende daardoor tot in december 2008 blijven wonen in Y.
2.2 Tot die tijd beschikten belanghebbenden in Nederland over één of meer auto’s voor personenvervoer, alsmede over twee motoren.
2.3 Tot de persoonlijke goederen van belanghebbenden die zij op 21 december 2008 in Nederland hebben ingescheept om in Curaçao in te voeren behoren de twee motoren. De onder 1.1 genoemde motor waarvoor vrijstelling van invoerrechten is verzocht is sinds het jaar 2003 in het bezit van belanghebbenden.
2.4 Belanghebbende plegen jaarlijks van medio september tot medio maart in verband met het weer in Nederland niet met de motoren te rijden en de geldigheid van het kentekenbewijs te schorsen. Voor de motor is dat weer gebeurd op 5 september 2008. De bedragen voor de WA-verzekering en motorrijtuigenbelasting voor de motoren worden ineens voor het hele jaar betaald en niet terugontvangen.
2.5 Belanghebbenden hebben vóór de emigratie bij de Inspecteur navraag gedaan of ten aanzien van één of beide motoren de verhuisboedelvrijstelling van toepassing is. Het antwoord van X van de Douane van de Nederlandse Antillen van 11 maart 2008 luidde – voor zover hier van belang - als volgt:
“De vrijstelling voor persoonlijke goederen die door natuurlijke personen worden ingevoerd ter gelegenheid van de overbrenging van hun normale verblijfplaats naar het binnenland (.i.c. de Nederlandse Antillen) is beperkt tot één personenvoertuig per gezin of huishouding.
Onder personenvoertuigen worden verstaan motorvoertuigen, zijnde geen sportvoertuigen of voertuigen voor het bedrijven van een hobby, met inbegrip van aanhangwagens voor andere dan bedrijfsmatig vervoer van personen of goederen en geschikt voor de openbare weg.
Het spreekt voor zich dat indien een gezin twee personenvoertuigen meeneemt, en beide aan de bezit en gebruiktermijn van een jaar voldoen, over het personenvoertuig met de laagste douanewaarde zal worden geheven. (…)”
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur terecht de verhuisboedel vrijstelling voor de invoer van de motor heeft geweigerd. Meer in het bijzonder zijn in geschil de volgende vragen:
- is de motor aan te merken als een personenvoertuig in de zin van art. 28 van de Landsverordening tarief van invoerrechten (hierna: “Lvti”):
- wordt ter zake van de motor voldaan aan de voorwaarden voor vrijstelling die zijn gesteld in art.35, vijfde lid, Lvti;
- handelt de Inspecteur door toepassing van de vrijstelling te weigeren in strijd met het vertrouwensbeginsel.
4. De standpunten van partijen
4.1 Belanghebbenden stellen dat de motor wordt gebruikt voor privéverkeer en voor zakelijk verkeer. Van een louter hobbyvoertuig is geen sprake. Onder ‘gebruik’ dient volgens belanghebbenden ook te worden verstaan het normale onderhoud van en het aanbrengen van vernieuwingen en veranderingen aan de motor gedurende de periode dat de geldigheid van het kentekenbewijs is geschorst en de motor is gestald. Subsidiair stellen belanghebbenden dat zij op basis van toezeggingen tijdens het hoorgesprek en de onder 2.5 geciteerde uitlatingen en toelichtingen erop mochten vertrouwen dat de motor onder de verhuisboedelvrijstelling zou vallen. Meer subsidiair zijn belanghebbenden van mening dat sprake is van een bijzondere omstandigheid die de aanwezigheid van ‘onafgebroken gebruik’ rechtvaardigt. Nog meer subsidiair stellen belanghebbenden dat het niet toekennen van de vrijstelling niet in overeenstemming met het doel van de wet is, omdat van misbruik geen sprake is.
4.2 De Inspecteur stelt dat de motor niet kwalificeert als een personenvoertuig in de zin van art. 28 Lvti. Voorts is de Inspecteur is van mening dat geen sprake is van onafgebroken gebruik in de zin van art. 35 Lvti. voorafgaande aan de datum van inscheping van de motor in december 2008. Ten slotte is de Inspecteur van mening dat geen sprake is van door de Douane van de Nederlandse Antillen gewekt vertrouwen. Er is enkel algemene informatie aan belanghebbenden verstrekt.
4.3 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
5. Beoordeling van het geschil
<i>wettelijk kader</i>
5.1 Artikel 28, aanhef en onderdeel g, Ltvi luidt:
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Personenvoertuigen: Motorvoertuigen, zijnde geen sportvoertuigen of voertuigen voor het bedrijven van een hobby, op twee of meer wielen, met inbegrip van aanhangwagens voor andere dan bedrijfsmatig vervoer van personen of goederen en geschikt voor de openbare weg;
Artikel 35 Ltvi – voor zover van belang – luidt:
1. Vrijstelling van invoerrechten wordt verleend voor de invoer van persoonlijke goederen door natuurlijke personen, die hun normale verblijfplaats naar het binnenland overbrengen.
2. De vrijstelling is beperkt tot persoonlijke goederen die:
a. ten minste zes maanden voor de datum waarop de belanghebbende zijn normale verblijfplaats in het land van herkomst heeft opgegeven, in zijn bezit zijn geweest en, wanneer het niet-verbruikbare goederen betreft, door hem in zijn normale verblijfplaats zijn gebruikt, en
b. bestemd zijn om door de belanghebbende voor hetzelfde doel te worden gebruikt in zijn nieuwe normale verblijfplaats
(…)
5. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, wordt voor de invoer van personenvoertuigen die deel uitmaken van de persoonlijke goederen van de belanghebbende vrijstelling verleend, indien het personenvoertuig ten minste één jaar voorafgaande aan de datum van inscheping in het land van herkomst, aantoonbaar en onafgebroken in het bezit en gebruik was van de belanghebbende, waarbij:
a. de vrijstelling is beperkt tot één personenvoertuig per gezin of huishouding, en
b. in daartoe aanleiding gevende gevallen de douaneautoriteiten de belanghebbende zekerheid kunnen laten stellen.
(…)
<i>beoordeling</i>
5.2 Belanghebbenden hebben gesteld en de Raad vindt geen aanleiding daaraan te twijfelen, dat de in 2003 gebouwde motor door hen op de openbare Nederland is gebruikt voor privéverkeer en voor zakelijk verkeer. Van een motorrijtuig dat wordt gebruikt voor het bedrijven van een hobby in de zin van art 28, aanhef en onderdeel g, Ltvi, is dan geen sprake.
5.3 Art. 35, tweede lid, Lvti stelt als hoofdregel dat vrijstelling van invoerrechten wordt verleend voor niet-verbruikbare persoonlijke goederen die de belanghebbende in het land van herkomst ten minste zes maanden vóór zijn vertrek in bezit heeft gehad, die door hem in zijn normale verblijfplaats zijn gebruikt en die bestemd zijn om voor hetzelfde doel te worden gebruikt in de normale nieuwe verblijfplaats.
5.4 In art. 35, vijfde lid, Lvti heeft de wetgever voor vrijstelling van invoerrechten bij de invoer van personenvoertuigen als extra voorwaarde gesteld dat het personenvoertuig ten minste één jaar voorafgaande aan de datum van inscheping in het land van herkomst, aantoonbaar en onafgebroken in het bezit en gebruik was van de belanghebbenden.
5.5 Belanghebbenden hebben gesteld, dat zij de motor sinds de aanschaf in 2003 steeds hebben gebruikt en dat zij tijdens de herfst- en winterperiode in Nederland de geldigheid van het kentekenbewijs telkens pleegden te schorsen. Zij stellen, hetgeen de Inspecteur niet heeft betwist, dat die schorsing elk jaar door veel houders van motoren wordt aangevraagd en gebruikelijk is. In de wintermaanden pleegden zij onderhoud aan de motor.
5.6 De Raad is van oordeel dat in de door belanghebbenden gestelde omstandigheden, waaraan de Raad niet twijfelt, sprake is van gebruik in de zin van art. 35, vijfde lid, Lvti. De motor was in de in dat artikellid voorgeschreven periode bij voortduring of bij herhaling in gebruik bij belanghebbenden. De omstandigheid dat belanghebbenden in het jaar 2008 met het oog op de aanstaande verhuizing naar Curaçao reeds op 5 september de geldigheid van het kentekenbewijs hebben geschorst, maakt dit niet anders. Het schorsen van de geldigheid van het kentekenbewijs tijdens herfst en winter hoort bij het normale gebruik van een motor.
<i>slotsom</i>
5.7 Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep gegrond is.
6. Beslissing
De Raad
- verklaart het beroep gegrond;
- verleent vrijstelling van invoerrechten bij de invoer van een motorfiets, merk en type Harley Davidson FLSTC, kenteken MH-BR-19.
Alsdan gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, C.W.M. van Ballegooijen en J.B.H. Röben in tegenwoordigheid van de secretaris J. Christina-Concincion en uitgesproken in het openbaar op 3 september 2010.